Posts tonen met het label philips. Alle posts tonen
Posts tonen met het label philips. Alle posts tonen

dinsdag 4 maart 2025

DE MINZAME DEMOCRAAT FRITS BOLKESTEIN

 


Als directeur van de vereniging CLAT Nederland had ik lang geleden een gesprek met de onlangs overleden Frits Bolkestein. Hij was toen lid van de VVD Tweede Kamerfractie met in zijn portefeuille Midden Amerika. Nu onvoorstelbaar maar toendertijd was Midden Amerika een brandpunt in de Nederlandse en internationale politiek vanwege de Sandinistische revolutie in Nicaragua en de zeer bloedige oorlog in El Salvador.


Het gesprek was eenvoudig tot stand gekomen, ik meen een telefoongesprek. Ik vond dat het tijd was geworden om ook met de VVD te praten over Midden Amerika.  Met PvdA, CDA en D66 waren we al een tijdje in gesprek over de Nederlandse politiek in Midden Amerika.


Ik had geen idee wat me te wachten stond. VVD politici waren onbekend terrein voor mij behalve dan wat ik in de krant over deze en gene had gelezen. Bolkestein bleek heel toegankelijk. 


Hoewel hij veel ouder was dan ik, deelden we de ervaring ooit bij een Nederlandse multinational gewerkt te hebben: hij 16 jaar bij Shell, ik maar twee jaar bij de Philips Hoofdindustriegroep RGT (radio, grammofoon en TV) in Eindhoven. 


Maar er was meer. Hij had net als ik in Midden Amerika gewoond en gewerkt. Hij voor Shell, ik voor het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties.


Hoewel de VVD niet bekend stond als vakbondsvriendelijk had hij geen moeite met onze vereniging als Nederlandse steunpilaar voor de vakbeweging in Latijns Amerika. Als ik me goed herinner zei hij dat hij “het niet altijd eens is met de vakbonden, niet in Nederland, niet in Latijns Amerika maar democratisch georganiseerde vakbonden die zich inzetten voor democratisering, verdienen onze steun.”


Dat was precies wat we nodig hadden, brede ondersteuning van CLAT als een van de democratische krachten in Midden Amerika. Dat de VVD ons daarin volgde was een aanwinst voor onze positie in Nederland. Dat was helaas wel tegen het zere been van radicale actievoerders in Nederland die de Sandinisten en de guerrilla in El Salvador door dik en dun steunden.


RIP Bolkestein.

donderdag 4 juli 2024

2. HOE ZIT DAT IN OSS? DE BENDE

Blik op het Schaijksveld van ver voor de Tweede Wereldoorlog. Het zou kunnen dat de woning met gebroken kap links vooraan het huis is van mijn opa en oma. Ik heb als jongen van 8 jaar of daaromtrent nog op het open veld gespeeld. De woning staat er nog in wat nu de Schadewijkstraat heet. Het Schaijksveld lag aan de rafelrand van Oss waar o.a. Toon de Soep woonde. De buurt werd daarom gezien als een crimineel broeinest. Ik vraag me af of het dat ook werkelijk was. In ieder geval was het een bijzonder armoedige straat zoals je op de foto kunt zien. 


Het vertrek van de grote margarine fabrikanten naar Rotterdam vanwege de te hoge transportkosten, was een grote tegenslag voor de werkgelegenheid. In een tijd zonder sociale voorzieningen betekende werkloosheid armoede, armoede en nog eens armoede! Het antwoord van sommige Ossenaren, dus lang niet iedereen, was de bende van Oss. Was de bende een teken van grote armoede, een uitwas van een bevolking die in verzet kwam tegen de bestaande orde en het gezag of wat natuurlijk ook kan, een combinatie van beide?


De bende was ook toen voor Nederland een sensatie, zeker toen een in Oss gestationeerde marechaussee vermoord werd. Oss heeft meer naam en faam gekregen met de bende van Oss dan met zijn margarine fabrieken die notabene mede de basis hebben gelegd voor Unilever, een van de grootste multinationale ondernemingen in de wereld. 


Bij het Nederlandse publiek kent men Oss nu vooral van de film “De Bende van Oss”. De werkelijkheid is een stuk minder romantisch dan de film ons wil doen geloven. Dat Oss toen het ‘Chicago aan de Maas’ werd genoemd, heb ik nooit gehoord. Wel kende ik namen als die van Toon de Soep die met zijn gezin achter het Schaijksveld woonde en klant was bij mijn oom de broodbezorger.


“Het verhaal speelt zich een aantal jaren voor de Tweede Wereldoorlog af, in het Noord-Brabant tijdens de crisisjaren 30 van de twintigste eeuw. Er heerst een misdaadgolf in Oss, het industriestadje dat tussen 1923 en 1935 de titel "Chicago aan de Maas" heeft. De bende van Oss is verantwoordelijk voor een groot deel van de 24 moorden die in deze periode worden gepleegd. Voor de film is de historie wel het uitgangspunt, maar zowel de regisseur als de producent verzekeren dat het vooral een spannende misdaadfilm en geen geschiedenisles is. De hoofdrolspelers zijn fictieve personages, samengesteld uit diverse verschillende bendeleden. Aan welluidende bijnamen van bendeleden als Toon de Soep, Bijs de Sijp, Trien de Snol en De Ceel kleven te veel persoonlijke kenmerken, daarom zullen ze als personages niet rechtstreeks in de film te zien zijn. Er zijn echter tal van feiten die op een of andere manier in het scenario terecht zijn gekomen.” (Wikipedia)


De komst van Philips Licht net als de exportslagerijen van Zwanenberg en Hartog zorgden voor werkgelegenheid. Met Organon, een spin-off van Zwanenberg kreeg Oss een moderne medicijnfabriek met bijbehorende laboratoria. Organen van varkens en koeien bleken een grondstof te zijn voor medicijnen. Er was nog steeds armoede maar minder dan in de crisisjaren dertig. 


Oss was in mijn jeugd een stad waar je altijd wel wat kon bijverdienen. Als leerling op de lagere school kon je geld verdienen met het rapen van aardappels bij een boer of het plukken van aardbeien en bessen bij een fruitteler.


Eenmaal op de middelbare school werkte ik eerst bij Philips Licht, daarna bij de kratten fabriek Eminos gelegen naast de koekfabriek Ster in de Molenstraat. Alle drie de fabrieken lagen toen nog in het centrum van de stad.


Van Philips is de Groene Engel nog over en de kantine. De Groene Engel is oorspronkelijk gebouwd als hoofdkantoor voor de boterfabriek Solo van Jurgens (1919). Philips nam alles over met het vertrek van Jurgens uit Oss. Van Philips zelf staat de kantine nog. De rest is gesloopt en vervolgens volgebouwd met woningen.


Krattenfabriek Eminos en de Koekfabriek Ster zijn ook gesloopt. Het Osse bestuur blonk uit in het slopen van het verleden. Alsof men er zich voor schaamde en geen waarde had. Er hadden honderden mensen in gewerkt, waaronder een tante van me, maar dat telt niet, net zo min als de architectuur van de gevel. Die gevel wordt nu wel gekopieerd in een nieuw gebouw op het Walplein. Een nieuwe poging om Oss in de vaart der volkeren op te stoten. 


Ik bezorgde als middelbare scholier de toen nog katholieke Volkskrant, een arbeiderskrant opgericht door de katholieke vakbond. Nu een PvdA krant. Ik werkte daarna nog bij blikfabriek Thomassen & Drijver-Verblifa en natuurlijk ook Zwanenberg. Beide bedrijven zijn door het "destructieve kapitalisme" ofwel de vooruitgang opgeslokt en verdwenen uit Oss. 



vrijdag 6 januari 2023

11. TERUG NAAR NIJMEGEN. EEN BAAN

 

Met Frans Rosier tijdens een wandeling in Dekkerswald bij Nijmegen waar hij op doktersadvies tot rust moest komen.

Afgestudeerd en wat nu?  Ik heb het voornemen om terug te gaan naar Latijns Amerika, als het kan als ontwikkelingswerker bij de Verenigde Naties. Dat is misschien te hoog gegrepen maar je weet nooit hoe een koe een haas vangt. Ik meld me per omgaande bij het Directoraat Generaal Internationale Samenwerking, in de volksmond degis genoemd. 

Ik word zowaar uitgenodigd om een proeve van bekwaamheid af te leggen, bestaande uit voornamelijk keuze tests. Het komt me allemaal bekend voor van mijn sollicitatie bij Philips 7 jaar geleden. Als ik dat zo zie, is er niet veel veranderd in het testwereldje. Toen kwam ik er goed door dus waarom nu ook niet?

Er volgt een gesprek met twee hoge ambtenaren van degis. Ik word gevraagd om in het Engels iets te vertellen over het hoe en waarom van mijn sollicitatie. Ze vragen of ik enigst kind ben. Ik ben de oudste van drie broers en een zus. Als ik vertrek blijven mijn ouders niet eenzaam en alleen achter. Die hebben hun handen vol aan de rest van het gezin en mij dus niet nodig. Hetzelfde geldt voor Krullenbol. Zij is de oudste van drie kinderen thuis. 

Dan is de vraag hoe de samenwerking met Frans Rosier in Colombia was. Hij staat bij het directoraat hoog aangeschreven om zijn inzet en werk op de Nationale Universiteit en later op de Andes universiteit. Als prof is hij belast met de opzet van een afdeling sociale psychologie, een project dat meegefinancierd wordt door Nederland.

Voor Rosier betekent dit project dat hij studenten kan betrekken bij de sociale problematiek van het land, de miserabele armoede in de krottenwijken. Hij heeft een aantal sociaal bewogen studenten uit verschillende lagen van de bevolking om zich heen verzameld. Met hen heeft hij een langjarig studieproject opgezet. Onderdeel van het project is om een tijd lang, minstens een half jaar, in een krottenwijk te wonen. Hun ervaringen worden gerapporteerd en onderling besproken. Op die manier leren ze de sociale problemen van hun land van binnenuit kennen. Het wordt een existentiële ervaring die verder reikt dan boekenwijsheid.

Het sollicitatiegesprek krijgt een licht dramatische wending als een van de directieleden vertelt een goede vriend te zijn geweest van mijn voormalige baas bij Philips. Ze kenden elkaar uit het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog, een kant die ik van hem niet kende maar mijn waardering voor hem des te groter maakt. Ik hoor tot mijn diepe spijt dat hij twee jaar geleden na een ziekbed is gestorven. Ik ben hem nog altijd dankbaar dat hij mij gesteund heeft om mijn weg te vinden, eerst bij Philips en na nog eens op zijn verzoek getest te zijn, op de universiteit terecht ben gekomen. 

Niet geheel tot mijn verrassing, het was per slot van rekening een goed gesprek, word ik aangenomen als assistent deskundige voor internationale uitzending via een van de instellingen van de Verenigde Naties. Zodra er een geschikte post is, krijg ik dat te horen. Dat kan wel even duren. Ik kan ondertussen gerust een tijdelijke baan zoeken. 

Die liggen niet voor het opscheppen, de werkloosheid onder sociaal wetenschappers is hoog. Ik heb me daarom ingeschreven als werkzoekende bij de gemeente Nijmegen. Met de bijbehorende uitkering kan ik voorlopig in het onderhoud van ons gezin voorzien.

Sommige medestudenten verbazen zich dat ik wel ben aangenomen en zij niet. Een van hen heeft een jaar op de Californische Berkeley University gestudeerd, het centrum van de opstand tegen de Vietnam oorlog. Hij is daarna cum laude afgestudeerd aan de faculteit Sociologie in Nijmegen. Hij vermoedt dat zijn afwijzing het gevolg is van zijn activisme tegen de Vietnamoorlog. Ik weet dat niet. Mijn Vietnam activisme is niet ter sprake gekomen. Maar ja, je weet maar nooit hoe je bij de Binnenlandse Veiligheidsdienst te boek staat.

(wordt vervolgd)
 

vrijdag 17 juli 2020

69. MIJN SPROOKJESJAREN, NIJMEEGSE VOORHOEDE


 
Ton Regtien in actie tijdens de Maagdenhuisbezetting in 1969. Hij is de man met de megafoon. Naast hem staat Paul Verhey, de zoon van de Amsterdamse CPN wethouder Harry Verhey.
Zonder het te beseffen maak ook ik deel uit van een voorhoede, niet van arbeiders maar van de Nijmeegse studenten. Ton Regtien (1938-1989) had drie jaar voordat ik naar de universiteit ging, vastgesteld dat de Katholieke Universiteit van Nijmegen de voorhoede was in het democratiseringsproces van het Hoger onderwijs. Blijkbaar hadden meer Roomse zonen en dochters dan elders besloten om in Nijmegen te gaan studeren, per slot van rekening het intellectuele bolwerk van de Roomse emancipatie.

“Nijmegen heeft dus in vergelijking met de overige Nederlandse en universiteits- en hogeschoolsteden een bevoorrechte positie in het proces tot democratisering van het Hoger onderwijs. In niet geringe mate. De voorsprong op het landelijk gemiddelde was in ’58-’59 niet minder dan 15%.” ( A. A. Regtien “De Studentenvakbeweging 2, 1-3-’63. In “Waarom kinderen altijd willen dat de indianen winnen, een bloemlezing uit het ‘Nijmeegs Universiteitsblad en de ‘Vox Carolina’, door Hugues C. Boekraad, P.H.H. Hawinkels en Michel J. van Nieuwstadt, De Arbeiderspers 1968. blz.18)


Net als ik zijn de meeste van die zonen en dochters naar de universiteit gekomen met steun van de Rijksoverheid in de vorm van studiebeurs, renteloos voorschot en extra kinderbijslag. Wij zonen en dochters uit de Roomse middenklassen en in veel gevallen ook uit de arbeidersklassen brachten van thuis heel andere mores mee naar Nijmegen dan de vroegere generatie studenten uit voornamelijk de hogere klassen. Het zal wel geen toeval zijn dat dit alles gebeurt in een tijd dat de Katholieke Volkspartij KVP, de politieke zuil voor de Roomse emancipatie,  tevens de grootste partij van het land is.


Met de extra kinderbijslag van thuis betaal ik mijn kamerhuur van 70 gulden per maand. Het renteloos voorschot betekent een maandelijks inkomen van ongeveer 130 gulden per maand. Samen tweehonderd gulden, te weinig voor andere belangrijke zaken zoals de telefoonrekening, reiskosten naar mijn geboortestad, kleding en uitgaan. Met driehonderd gulden zou ik aardig uitkomen en dus zit er niks anders op dan de kas aan te vullen met inkomsten uit bijbaantjes, eerst in de fabrieken van Thomassen & Drijver en Zwanenberg te Oss, daarna ijscoventer eveneens te Oss en oproepkracht als terrasbediende en ober bij hotel restaurant Erica in Berg en Dal. 


Ik vind dat geen probleem. Door zo af en toe te werken voor je geld besef je de waarde van geld en heb je een leven buiten de glazen bol van de studentenwereld. Zelf verdiend geld versterkt mijn eigenwaarde, onafhankelijkheid en gevoel voor verantwoordelijkheid. Ton Regtien denkt daar anders over. Die noemt mijn situatie en die van alle studenten met leningen enz. onstabiel wat niet goed zou zijn voor de studie. Hij vindt daarom dat de studentenvakbeweging zich tot doel moet stellen “sociale stabiliteit” voor de student te bewerkstelligen.


“De studentenvakbeweging stelt zich derhalve tot doel een sociale stabiliteit tijdens de studiejaren mogelijk te maken, een stabiliteit die voor de studie zelf vereist is en haar reden van bestaan ontleent aan de grote groep (de meerderheid) van studenten die gedurende hun studie financieel niet op hun ouderlijk huis willen en kunnen terugvallen. Die voor zichzelf het recht op een eigen leefwereld met de daarvoor noodzakelijke middelen opeisen.” ( A.A. Regtien, De Studentenvakbeweging, 15-2-’63 in bovengenoemd boekje, blz. 16)
 

Ik vind dit flauwe kul en word daarom geen lid van de studentenvakbeweging. Bovendien heb ik meer privileges dan ik ooit had durven hopen. Het is niet altijd gemakkelijk maar ik heb over het algemeen geen problemen met mijn ouderlijk huis over mijn studiefinanciering. Mijn situatie is stabiel genoeg om te studeren, lief te hebben, uit te gaan en me politiek te engageren. 

(Verschijnt elke vrijdag)

dinsdag 18 juni 2019

DE EENZAAMHEID VAN DE ONGELOVIGE 92 (SLOT)


Mijn ontslagbrief

Geen studie aan de Technische Hogeschool met hulp van Philips. Wat nu?  Slot steekt me de helpende hand toe. Hij stelt voor om nog maar eens de psychologische dienst van Philips er bij te halen. Ik vind het best. Niet dat ik er zoveel vertrouwen in heb maar wie weet, komen zij met een goed idee. Maar dat valt tegen. Eigenlijk krijg ik meer van hetzelfde te horen, dingen die ik al lang weet.

Ik kan eigengereid zijn tot op het eigenwijze af. Ik wil graag zelfstandig werken en ben niet altijd bereid om me aan te passen. Volgens mij past iedereen in zo een profiel. Wie wil niet graag zijn eigen gang gaan in plaats van slaaf te zijn van een of andere autoritair baas? Wie wil niet zelfstandig kunnen werken? Veel schiet ik er niet mee op maar het is toch mooi dat ze bij Philips het nog eens wilden bekijken.


Maar er is redding en uit een heel andere onverwachte hoek. Nu mijn broer van de HBS komt en verder wil studeren, heeft mijn vader meer begrip voor mijn plannen. Na het advies van de decaan van de Technische Hogeschool in Eindhoven is hij bereid een aanvraag voor beur of renteloos voorschot te ondertekenen. Hij is ook bereid om mij financieel te ondersteunen door bijvoorbeeld maandelijks de kamerhuur te betalen. Ik reken uit dat het daarmee moet lukken om maandelijks rond te komen. Bovendien heb ik nog wat spaargeld en kan ik met een bijbaan altijd bijverdienen.


Nu het me meezit waag ik nog een nieuwe stap. Als ik toch vrij ben om te gaan studeren wat ik wil, kan ik dan niet net zo goed een andere studie kiezen? Techniek is boeiend maar mensen zijn nog boeiender, vooral vreemde volkeren en culturen. Dat vind ik al sinds ik allerlei avonturen boeken lees en voor al de avonturen van Kuifje.


De studentendecaan van de TH bevestigt dat ik met het geld van de overheid elke universitaire studie mag doen waarvoor ik volgens mijn diploma geschikt ben. Zoveel generositeit had niet verwacht. Ik besluit om culturele antropologie te gaan studeren aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen. Dat Katholieke is toevallig. Een niet katholieke universiteit was ook goed geweest, het gaat er mij om dat ik culturele antropologie kan studeren. Sinds de cursus journalistiek heb ik Nijmegen beter leren kennen.  Het lijkt me een prima stad om er te studeren.


Maar ik heb buiten mijn vader gerekend. Die heeft over de studie culturele antropologie advies ingewonnen bij een oud-leerling van de TBL, tegenwoordig sociologie student in Nijmegen. Volgens hem is culturele antropologie een "oude wijven studie waar geen droog brood mee valt te verdienen."  De studie zelf is een museum stuk, aldus Guus R. Zijn dringend advies is om er niet aan te beginnen. “Sociologie dat is het, dat is het vak van de toekomst" aldus deze studerende plaatsgenoot.


Mijn keus is gauw gemaakt. Ik weet dat ik weg wil bij Philips om te kunnen studeren in Nijmegen en dat ga ik niet in de waagschaal stellen door een conflict met mijn vader over welke studie te volgen. Als sociologie moet zijn, dan zal het sociologie zijn. Later kan ik altijd zien of ik er niet een mouw aan kan passen. Voorlopig kies ik voor het vak van de toekomst.

 
(slot)

dinsdag 11 juni 2019

DE EENZAAMHEID VAN DE ONGELOVIGE 91

Sony radio model 1963. Ik leerde toen al in 1963 dat ik bij Philips voor een global market werkte waardoor je lot wordt bepaald door wat aan de overkant van de wereldbol gebeurt.

Geen aanleg voor verfkunstenaar of schrijver. Hoe nu verder? Wat voor een roeping rest me nog waar ik mijn leven aan kan wijden? Wat voor werk doet er toe, waar kan ik met hart en ziel voor werken? Misschien toch maar bij de NV Philips? Kan ik daar een plek vinden voor het leven of moet ik me eerst aan iets heel anders wijden, een uitdaging als bijvoorbeeld een studie aan de Technische Hogeschool in Eindhoven, electronica of scheikunde, per slot van rekening twee vakken die ik ook al graag deed op de middelbare school en die ik zelfs even als hobby heb gehad? Misschien is studie en werken bij Philips te combineren? Thuis zouden ze het wel waarderen als ik voor mijn eigen inkomen zou zorgen en tegelijk studeren.

Ik raadpleeg mijn baas maar weer eens per slot van rekening is hij tot nu toe behulpzaam geweest bij mijn zoektocht naar het ware leven. Volgens hem is zo een combinatie van werken en studeren mogelijk. Hij is zelf ingenieur en Philips moet het van ingenieurs hebben. Maar voordat ik daar over praat met de bevoegde Philips instanties raadt hij me aan met de studentendecaan van de TH te gaan praten. Die moet bekijken en wellicht ook beoordelen of ik wel geschikt ben voor een ingenieursstudie. Dat gesprek loopt goed af. Hij vindt dat ik gezien mijn middelbare schoolresultaten er wel aan kan beginnen.

Terug bij Philips krijg ik te horen dat men bereid is om mij tegemoet te komen in mijn studie aan de TH door studieverlof te verlenen voor de praktijklessen die overdag worden gegeven. Die dagen krijg ik doorbetaald. De rest van de studie moet ik in de avonduren doen. Dat moet kunnen. Ik heb al een Philipscursus in de avonduren gedaan. Mijn vader heeft trouwens het goede voorbeeld gegeven met zijn avondstudie aan de katholieke levensschool. Na zijn werk in de varkensslachterij van Zwanenberg fietste hij 's avonds op en neer naar Cuijk. Daarmee vergeleken lag de TH  bij wijze van spreken voor mijn voordeur. 

De motivatie is er, de omstandigheden zijn gunstig, kortom het ziet er veelbelovend uit. Maar er komt voor de zomer dat ik aan de TH zou gaan studeren toch nog een kink in de kabel genaamd Sony. Je zou denken wat heeft Sony nu te maken met mijn studie? Alles zo blijkt. Als radio producent is de Japanse Sony een geduchte concurrent van Philips geworden op de wereldmarkt voor radio's en andere door Philips gemaakte electronica. Elke maandagmorgen tijdens de concurrentiebesprekingen krijgen wij van de afdeling radio bij de hoofdindustriegroep RGT van de NV Philips te horen dat Sony radio's vergeleken met die van Philips weliswaar  technisch inferieur zijn maar dat ze toch beter verkocht worden.
 

Naar het schijnt zijn Philips radio's degelijk maar zien er saai en ouderwets uit vergeleken met de radio's van Sony. Vooral jongeren, die dankzij de gestegen welvaart nu ook een radio kunnen kopen,  hebben dara oog voor. Het is net als met auto's die ook vooral gekocht worden vanwege het model en de kleur. Het gevolg was dat de winstcijfers van Philips radio daalden en dat betekende bezuinigingen aan de ene kant, verbetering van het product aan de andere kant. Een van die bezuinigingen was volgens personeelszaken uitstel van mijn studie. Zo stak de wereldmarkt voor radio's een stok in mijn wiel voor de toekomst. Wie had dat ooit kunnen denken?

(verschijnt elke dinsdag)

dinsdag 23 april 2019

DE EENZAAMHEID VAN DE ONGELOVIGE 87

Hoewel ik met toewijding fotografeerde, kwam ik niet op het idee om mij op de een of andere manier verder te bekwamen in de fotografie behalve dan als amateur met boeken als die van Dick Boer. Fotografie was wat ik deed in mijn vrije tijd, niet om er op de een of andere manier de kost mee te verdienen. De foto hierboven is gemaakt in het jaar 1964 of daaromtrent tijdens onze fietstochten langs de Maas.

Misschien kan ik schrijver worden? Ik heb dat van jongs af aan graag gedaan. Wat ik eenmaal heb opgeschreven onthou ik beter en al schrijvend kan ik mijn gedachten beter ordenen en kom ik op nieuwe ideeën. Schrijven werkt bij mij als een katalysator voor invallen en gedachten. Schrijven is ook improviseren met woorden en zinnen, het is een vorm van componeren totdat er staat wat ik bedoel te zeggen.

Ik wil ook graag vertellen maar dan zoals een schoolmeester of journalist. Misschien is dat de betweter in mij? Maar dat alles tezamen is niet genoeg om mij tot een schrijver te maken. Daar komt meer voor kijken zoals fantasie en inlevingsvermogen om verhalen te ontwikkelen met karakters. Maar hoe pak ik dat aan? In ieder geval niet met anekdotes, hoe leuk, grappig of interessant ook. Die houden het niet op schrift. Anekdotes zijn fragmenten die maar moeilijk tot leven gebracht kunnen worden.

In mijn pubertijd waagde ik mij al wel aan gedichten. Niet omdat ik toen dichter wilde worden. Die gedachte kwam niet bij me op. Dichten diende vooral  om verwondering en  gevoelens treffend uit te drukken. De ontdekking van het woord als uitdrukking van de geest trof mij zo dat ik het in een gedicht moest verwoorden.

Het Wonder


’n wonder is het
dat ik dat zeggen kan
losjesweg, vertel ik.

mijn gedachten vormen woorden
ik denk ook in woorden
begrijpt u ze? want dan,
dan ben ik gelukkig.


Zonder woorden geen gesprek, geen uitwisseling van gedachten, geen meeleven met de ander. Woorden zijn de neerslag van de magie van de geest en dankzij die magie beheerst het mensdom de wereld met alles er op en aan. Woorden zijn toverspreuken, geven ons mensen de macht om te heersen over de wereld en ook over  medemensen. Woorden hebben een onvoorstelbare kracht.

Het Woord

Een enkel eenvoudig woord
niet dat moeilijke
waarbij je steeds weer moet nadenken

niet zo modern
zo dat niemand het begrijpt
maar direct, klaar en diudelijk

zo, hier ben ik
hier sta ik dan
niets anders, gewoon een woord.


(verschijnt elke dinsdag)

dinsdag 16 april 2019

DE EENZAAMHEID VAN DE ONGELOVIGE 86

Het schilderij 'De Luitspeler' van Frans Hals dat boven het hoofdeinde van mijn bed hing. (het Louvre, Parijs ca. 1623)

Ik moet wennen aan het idee dat mijn toekomst dus toch bij Philips zal liggen. Ik ga bij mijn welwillende baas informeren wat voor soort toekomst dat zou kunnen zijn. Maar hij weet dat net zo min als ik. Misschien dat ze bij personeelszaken meer weten? Daar word ik ook niet wijzer. Ik vraag of ik in de toekomst niet uitgezonden kan worden naar een buitenlandse vestiging? Dat - zo zeggen ze - is een zaak waarover de hoofdindustriegroep beslist, in mijn geval de top van Radio, Grammofoon en Televisie.

Ik ga dat uitzoeken maar ik ben er niet gerust op. Ik kan me nog steeds niet voorstellen dat Philips mijn voorlopig eindstation zal zijn al ken ik natuurlijk nog lang niet alle mogelijkheden in het bedrijf. Maar mijn nieuwsgierigheid gaat vast verder dan Philips ook al heeft de multinational zijn tentakels over de hele wereld en weet het zowat alles op het gebied van elektronica. Daarmee zou een mensenleven en meer nog vervuld kunnen worden. Toch wil ik verder reiken dan Philips al zou ik niet kunnen zeggen waarheen precies.

Daarom blijf ik zoeken. Zoals Paulus al schreef in zijn eerste brief aan de Tessalonicenzen “onderzoek alles, behoud het goede”? ( vers 21). Maar wat is dan het goede in dit geval? Van jongs af aan ben ik nieuwsgierig naar de kunsten en dan vooral de schilderkunst. Indertijd nog bij de verkenners knipte ik plaatjes van kunstwerken uit de Katholieke Illustratie om ze in een boek te plakken. Wie weet zit er toch een kunstenaar in me?

Dat zou vreemd wijn want in mijn familie en omgeving komen geen kunstenaars voor tenzij levenskunstenaars of liever overlevingskunstenaars. Er wordt gewerkt op het land of in de fabriek. Dat mijn vader vakbondsbestuurder is geworden, is al heel wat. Als ik dus al zoiets zou willen als kunstenaar worden, lid van het schildersgilde dan moet ik het helemaal zelf uitzoeken. Ook dat is gebruikelijk in mijn familie.

Het idee dat ik naar een kunstacademie zou verhuizen, zou bij mij thuis op rotsgrond vallen. Hoe ik in ’s hemelsnaam denk met schilderen of iets dergelijks de kost te kunnen verdienen? Ik heb ook weinig rugdekking. Tot nu toe is nergens uit gebleken dat ik enig teken of schilder talent zou hebben, ook niet op de middelbare school. Maar zelf toch maar proberen kan natuurlijk geen kwaad. Met behulp van een cadeau gekregen kistje met schildergerei voor beginners ga ik een schilderij van Frans Hals dat boven mijn bed hangt naschilderen. Dan gebeurt waar ik al bang voor was. Het wordt niks. De verfkunsten lijken een doodlopende weg voor me. Wat nu?


(verschijnt elke dinsdag)

dinsdag 25 december 2018

DE EENZAAMHEID VAN DE ONGELOVIGE 71

De Luit spelende Nar van Frans Hals hangt boven mijn bed.
Ik ben niet veel op mijn kloosterkamer. Overdag ben ik aan het werk. Des avonds thuis doe ik meteen mijn colbert uit en mijn das af en schiet een trui aan. Ik ben een echte truiman. Tot verdriet van mijn moeder droeg ik op de middelbare school een donkerrode trui tot hij totaal versleten was met elleboogstukken en al. Ze zag mij veel liever in een pak met wit hemd en stropdas. Ze vond dat ik er dan knap uitzag. Ik geef toe dat ik er mee overweg kan als het moet maar als het even kan liever niet.

Daarna ga ik naar beneden en eet warm met het hele gezin, alweer net als thuis. En net als thuis eten we elke dag de heilige drie-eenheid: soep, aardappelen met vlees en nagerecht. Soms help ik afruimen en blijf daarna nog wat napraten. De zoon en de twee dochters hebben een druk sociaal leven en zijn meestal ’s avonds weg.

Als ik thuis ben op mijn pijpenlaatje wordt er rond acht uur beneden aan de trap geroepen of ik beneden koffie kom drinken of dat ik het boven wil hebben. Voor de gezelligheid ga ik meestal naar beneden. Het zijn geen beklijvende gesprekken, de bekende koetjes en kalfjes. Ze staan daar midden in de kamer en je krijgt ze met geen mogelijkheid weg. Toch blijf ik een tijdje plakken, uit beleefdheid en ook wel benieuwd waar het allemaal op uitdraait.

Soms wandel ik na het eten de stad in. Als ik dan aankondig dat ik in de stad zal koffie drinken, reageren mijn hospita en haar kleine koning verbaasd, bijna verontwaardigd. Jammer van het geld, thuis kost een kopje koffie niks. Ze hebben gelijk maar ik heb het er voor over. Geld is ook niet alles. Trouwens ik moet de stad in als ik die ooit wil leren kennen.

Ik kan het hun niet zeggen maar ik heb behoefte aan frisse lucht, ook geestelijk. Ik neem het mijn gastheer en vrouw niet kwalijk, maar hun geestelijk leven is benauwend en saai, voorspelbaar ook. Voor hen is het leven nu eenmaal zo, maar moet ik het daarmee doen? Ik besef dat zulks moeilijk is uit te leggen. Zij kunnen zich met de beste wil van de wereld geen ander leven voorstellen dan zij nu hebben. En al staat ook in mijn familiewapen geschreven “doe maar gewoon dan doe je gek genoeg”, dan wil ik toch nog wel onderzoeken wat dat is. Wie weet vind ik de stad Eindhoven een begin van een antwoord.

Dus hou ik mijn mond. Er zit niks anders op dan deemoedig te aanvaarden dat de geestelijke horizon van de een nu eenmaal niet die van de ander is. Het besef van de onmogelijkheid om hierover te praten, maakt je in zekere zin eenzaam, je beperkt je gesprekken noodgedwongen tot keuvelarijen, maar het is beter eenzaam te zijn dan permanente misverstanden te hebben met alle ruzie van dien.

(verschijnt elke dinsdag)

dinsdag 27 november 2018

DE EENZAAMHEID VAN DE ONGELOVIGE 67

 
Voorbeeld van een foto met een transistorradio gemaakt door de fotostudio van de Eindhovense Drukkerij voor de Philipscatalogus voor dealers wereldwijd. Het is een in de studio samengestelde foto met op de voorgrond het fotomodel met de de radio op een kampeerstoel voor een kampeertent. De achtergrond is een diaprojectie. De foto wordt daarna geretoucheerd om verkeerde weerkaatsingen of kleuren te corrigeren.
Grijze muis heeft als televisie man goede kansen het ver te schoppen bij Philips. Draagbare televisies en kleuren televisie hebben nog een grote toekomst voor zich, dat kun je van radio’s en grammofoons niet zeggen. Die hebben vooral hun toekomst gehad. Tot verbijstering van de ingenieurs leggen hun radio’s het af tegen de Japanse concurrentie. Er worden almaar minder Philips radio’s verkocht. Ze kunnen het niet bevatten. De geluids- en ontvangstkwaliteit van hun radio’s is superieur aan die van de Japanners, hoe kan het dan dat er minder van verkocht worden?
 

De verschrikkelijk waarheid voor de ingenieurs is dat het niet langer alleen maar meer draait om kwaliteit van geluid en ontvangst maar dat het uiterlijk van de radio tenminste of misschien wel het belangrijkste is. Jongeren zijn dankzij de groeiende welvaart massaal de markt opgetrokken en kopen de radio als een leuk ding om er bij te hebben. Als ze de top tien maar kunnen ontvangen en horen. Ze missen de hoge tonen van mindere kwaliteit luidspreker niet. Muziek is lifestyle geworden, de radio ook.
 

Maar tot de televisiemarkt zijn de jongeren nog niet doorgedrongen. Daar gelden nog ouderwetse degelijkheid, kwaliteit en prijs als belangrijk bij de aankoop. Op die markt zal Philips zich dan ook voorlopig op ouderwetse wijze weten te handhaven. Grijze muis denkt mee te kunnen liften met het succes van de Philips televisie.
 

Als het op vrouwen aankomt blijkt grijze carrière muis tot onze verrassing een bijzonder goede smaak te hebben. Wij staan versteld van zijn nieuwe vriendin, een die er mag wezen. We kennen haar van de fotostudio van de Eindhovense Drukkerij waar we regelmatig komen met onze houten dummies onder de arm. Die hebben we opgehaald bij de dummy werkplaats om er een foto van te laten maken voor een nieuwe leaflet bestemd voor Philips dealers wereldwijd. Zijn vriendin is de assistente van de fotografen.
 

Al zou je het willen, je kunt niet naast haar kijken met haar lange benen, hoge hakken, artistiek gekleed in korte rok en ter afronding een vrolijk zwaaiende paardenstaart. Ze vlindert door de studio om links en rechts licht te meten, requisiten op te halen, de camera met statief te verplaatsen en al wat verder nodig is om met onze dummies foto’s van stralend geluk en buitengewone gezelligheid te maken.
 

Soms zit ze hoog op een staande ladder bij te lichten met een studiolamp in haar hand, maar ze haalt ook koffie voor de fotograaf en zijn klanten, dat zijn wij van de Technisch Commerciële Informatie Groep. Zij begint soms een gesprek, ik begin er niet aan.  Ook al heb ik al een tijd ene vaste vriendin, tegenover vrouwen voel ik me al gauw klunzig verlegen. Bovendien wil ik niet dat ze op mijn gezicht kunnen aflezen wat ik van ze vind. Dat kan tot misverstanden leiden met veel ellende tot gevolg.

Maar als zij een onschuldig praatje wil maken, doe ik natuurlijk wel mee. Zoveel sociale handigheid heb ik nog wel. Nu blijkt ze de vaste vriendin van grijze muis te zijn die dus lang niet zo grijs is als hij er uitziet. Wie had dat kunnen denken? Ze is trouwens ook goed voor zijn carrière. Een mooie vrouw kan een steun zijn op weg naar de top. het is een mooie selectie op kantoor. Grijze muis met zijn kunstzinnige vriendin, oud-commando Z. met zijn kleine lieve bescheiden vrouw en zeematroos met zijn verloofde van stand.

(verschijnt elke dinsdag)

dinsdag 23 oktober 2018

DE EENZAAMHEID VAN DE ONGELOVIGE 62

Ansichtkaart van Eindhoven uit 1914 met de Rechtestraat. Eindhoven is een samenraapsel van dorpen aaneengesmeed tot een stad.

Hoe klein onze afdeling ook is, we hebben een boekhouder, een gewichtig kijkend man met zwaar montuur, formeel gekleed in donker pak, wit overhemd met stropdas. Zijn houvast in de wereld is administratieve orde. Zodra hij ook maar het vermoeden heeft van eigengereid optreden van een van ons, komt hij zijn beklag doen. Hij is het tegengestelde van onze goedmoedige tekenaar, een  mopperaar in altijd dezelfde gebreide trui. 

Waar zijn misnoegen over de wereld vandaan komt, is niet duidelijk. Misschien is het een vage teleurstelling over het leven in het algemeen, misschien omdat het hem niet gelukt is een echte kunstenaar te worden? Hij tekent voor onze brochures. Het zijn strakke lijntekeningen volgens de regelen der kunst. We beschikken ook nog over de luxe van twee loopjongens die door de gebouwen zwerven om dummy’s van apparaten op te halen die getekend of gefotografeerd moeten worden. 

Terug achter mijn bureau van een van mijn eerste gesprekken met mijn afdelingschef merk ik dat mijn nog onbeschreven schrijfblok en nieuwe balpen vastgeplakt zitten aan het bureaublad. Een flauwe pesterij bedoeld om mijn reacties te peilen. Het lijkt me het beste er geen aandacht aan te besteden.

Ik meen te merken dat collega E. zich een beetje schaamt voor de grap. Hij begint een bemoedigend praatje met me. Ik beschouw het als een handreiking.E. is de versierder van de radio in de vensterbank. Nu de vrede tussen ons is getekend begint hij te vertellen. Hij is bij Philips helemaal niet op zijn plaats. Zijn grote doel in het leven is toneelspeler worden. Hoe eerder hij weg kan bij Philips hoe beter maar daarvoor moet hij eerst slagen voor het toelatingsexamen voor de toneelschool in Arnhem. Tot die tijd maakt hij technisch commerciële informatie over grammofoons. Hij is getrouwd en woont in Eindhoven, in het stadsdeel Gestel.

Eindhoven is dan nog min of meer een samenraapsel van de dorpen Strijp, Gestel, Woensel, Tongelre en Stratum die door Philips en in mindere mate de van Doorne’s Autofabrieken DAF,  Bata en nog wat andere grootindustrie aan het begin van de 19e eeuw zijn aaneen gesmeed tot een stad. Voor de zogenaamde echte stadsmensen, veelal hoger opgeleide import, is Eindhoven een groot dorp. Voor mij is Eindhoven de eerste grote stad waar ik kom te wonen.
(verschijnt elke dinsdag)

zondag 4 februari 2018

FOTODAGBOEK VAN HET JAAR ONZES HEREN 2013 DEEL 9

Bessembaan, Sint Jozef, 15 feb.


Bakker Davids, Sint Jozef, 16 feb.


Etentje in Maastricht, 17 feb.


Fietsen in de Marselaerdreef, Sint Jozef, 18 feb.


Douchen, 19 feb.


Philips 15 W made in Poland, 20 feb.


Wachthal Academisch Ziekenhuis Leuven, 21 feb.


Colruyt laagste prijzen, 22 feb.


Zelfportret met thuisverzorgster, 23 feb.


Wasgoed aan de lijn in de garage, 24 feb.

In de wachtkamer van de kinesist, 25 feb.


In de wachtkamer van de huisarts, 26 feb.

maandag 16 september 2013

FOTOSTUDIO MERKELBACH AMSTERDAM

Fotostudio Merkelbach, 1917, onebekend.


Gisteren, zondag 15 september, heb ik de tentoonstelling “Fotostudio Merkelbach” in het stadsarchief Amsterdam bezocht. “In april 1913 opende Jacob Merkelbach een luxe portretatelier boven het gebouw van modehuis Hirsch & Cie aan het Leidseplein in Amsterdam, een toplocatie voor een ambitieuze fotograaf. Vanaf zijn oprichting was Fotostudio Merkelbach zeer succesvol. Tot 1969 kwamen bekende en onbekende Nederlanders naar de studio. Koningin Wilhelmina, Mata Hari, Eddy Christiani, Fien de la Mar, Toon Hermans, mevrouw Van Aalst van de Overtoom, de hond van de heer Zeeman uit de De Lairessestraat, allemaal lieten ze zich door Merkelbach vereeuwigen.” (citaat overgenomen van de website stadsarchief Amsterdam). 

Mata Hari, Fotostudio Merkelbach 1915


Voor de ouderen onder ons een tentoonstelling met herkenningspunten omdat die Toon Hermans, Teddy Scholten, Eddy Christiani en anderen nog net meegemaakt hebben. Voor de jongeren een gelegenheid om een inkijk te nemen in het recente verleden en/of kennis te maken met de snel verdwijnende natte fotografie met zijn reuzencamera, glasnegatieven en vooral de donkere kamer met zijn chemicaliën, het retoucheren van de foto enz. dank zij die grote negatieven glasnegatieven kun je van de kleinste details op de foto genieten. Zulke foto's zijn een lust voor het oog.

Modefoto, Studio Merkelbach 1918, Collectie Universiteitsbibliotheek Leiden.


Maar er is meer. Zo'n fotostudio is ook een vorm van sociale fotografie. Studio Merkelbach was de studio voor de betere klasse, de mensen die zich konden veroorloven een foto van zichzelf, familie of vrienden te laten maken of dat de moeite waard vonden. Zeker in de beginjaren van de studio was een foto laten maken nog een plechtige gebeurtenis. De chique wachtkamer van de fotostudio spreekt boekdelen. Na de oorlog werd het al wat meer gewoner om een foto van je te laten maken totdat het zelfs mogelijk werd om met een eenvoudige camera (Kodak Click en Clack bijvoorbeeld) zelf foto's te maken.

Toon Hermans, Fotostudio Merkelbach, 1947


Natuurlijk lieten de mensen zich van hun paasbeste kant zien. Ze wilden herinnerd worden dat ze mooi waren, goed gekleed en welvarend. Voor toneel en filmspelers, cabaretiers (Toon Hermans) hadden de foto's vaak ook nog een reclame functie. Ze werden bovendien soms gebruikt op affiches die ook gemaakt werden op de retoucheerafdeling van Studio Merkelbach zoals de Studio ook 'stills' maakte van Nederlandse films. Daarnaast werden er modefoto's gemaakt en foto's voor reclame. De foto's van Studio Merkelbach maken deel uit van de brede fotogeschiedenis van Nederland: van portretfotografie, reclame fotografie en film fotografie. 

Philips Hoogtezon, Fotostudio Merkelbach, 1946


De tentoongestelde foto's geven aldus een beeld van het welgestelde Nederland uit de hoofdstad. Dat welgestelde deel werd uiteraard ook gestroffen door de oorlogsjaren 1940-1945 maar dat zie je niet terug op de foto's of het zouden de protretten van Duitse militairen moeten zijn en vervolgens die van gealliseerde of Nederlandse soldaten. Oorlogsdrama's werden niet vastgelegd in een studio maar op straat en daar heb je een heel ander soort fotografie voor nodig, namelijk de straatfotograaf. In Nederland heb je zelfs een groep fotografen gehad die na de oorlog de toepasselijke naam “De ondegedoken camera” werd genoemd. Die groep bestaande uit fotografen als onder andere Cas Oorthuys, Carel Blazer en Emmy Andriesse documenteerden de oorkogsellende in vooral Ametsrdam en omgeveing (zie:Fotografie In Nederland 1940 – 1975, redactie Els Barents, Staatsuitgeverij Den Haag 1978, blz 9 e.v.)

Albert Heijn, Fotostudio Merkelbach 1932


Dat een fotostudio ook een vorm van sociale fotografie voor alle lagen van de bevolking kon zijn, bewijzen de foto's van de Amerikaanse studiofotograaf Disfarmer die van 1939 tot 1959 in het plattelandsstadje Heber Springs, Arkansas werkte. (zie mijn blog 'Het raadsel Disfamer” van 8 augsutus j.l.) Zijn foto's zijn niet alleen technisch van hoge kwaliteit maar geven een treffend en tegelijk ongedwongen beeld van de inwoners van het standje. Geen opgesmukte, geretoucheerde protretten waar de mensen hun paasbeste gezicht laten zien maar sla het ware snapshots van mensen die heel even laten zien wie en wat ze zijn en hoe hun leven eruit ziet.

Dat is en blijft opmerkelijk in een tijd dat fotografie vooral studiofotografie was waarin mensen van de betere standen op hun voordeligst in een bevroren houding gefotografeerd werden. Dat was wereldwijd zo. Dat onderstreept nog maar eens het talent en de toewijding van Disfarmer aan wat hij ons wilde laten zien. Het is daarbij knap dat hij de foto's ook nog eens zo wist te maken dat tot op de dag van vandaag zijn stadsgenoten en hun afstammelingen zijn foto's nog steeds waarderen.

De tentoonstelling 'Fotostudio Merkelbach' in het Stadsarchief Amsterdam loopt nog tot 5 januari 2014.