Met Frans Rosier tijdens een wandeling in Dekkerswald bij Nijmegen waar hij op doktersadvies tot rust moest komen. |
Afgestudeerd en wat nu? Ik heb het voornemen om terug te gaan naar Latijns Amerika, als het kan als ontwikkelingswerker bij de Verenigde Naties. Dat is misschien te hoog gegrepen maar je weet nooit hoe een koe een haas vangt. Ik meld me per omgaande bij het Directoraat Generaal Internationale Samenwerking, in de volksmond degis genoemd.
Ik word zowaar uitgenodigd om een proeve van bekwaamheid af te leggen, bestaande uit voornamelijk keuze tests. Het komt me allemaal bekend voor van mijn sollicitatie bij Philips 7 jaar geleden. Als ik dat zo zie, is er niet veel veranderd in het testwereldje. Toen kwam ik er goed door dus waarom nu ook niet?
Er volgt een gesprek met twee hoge ambtenaren van degis. Ik word gevraagd om in het Engels iets te vertellen over het hoe en waarom van mijn sollicitatie. Ze vragen of ik enigst kind ben. Ik ben de oudste van drie broers en een zus. Als ik vertrek blijven mijn ouders niet eenzaam en alleen achter. Die hebben hun handen vol aan de rest van het gezin en mij dus niet nodig. Hetzelfde geldt voor Krullenbol. Zij is de oudste van drie kinderen thuis.
Dan is de vraag hoe de samenwerking met Frans Rosier in Colombia was. Hij staat bij het directoraat hoog aangeschreven om zijn inzet en werk op de Nationale Universiteit en later op de Andes universiteit. Als prof is hij belast met de opzet van een afdeling sociale psychologie, een project dat meegefinancierd wordt door Nederland.
Voor Rosier betekent dit project dat hij studenten kan betrekken bij de sociale problematiek van het land, de miserabele armoede in de krottenwijken. Hij heeft een aantal sociaal bewogen studenten uit verschillende lagen van de bevolking om zich heen verzameld. Met hen heeft hij een langjarig studieproject opgezet. Onderdeel van het project is om een tijd lang, minstens een half jaar, in een krottenwijk te wonen. Hun ervaringen worden gerapporteerd en onderling besproken. Op die manier leren ze de sociale problemen van hun land van binnenuit kennen. Het wordt een existentiële ervaring die verder reikt dan boekenwijsheid.
Het sollicitatiegesprek krijgt een licht dramatische wending als een van de directieleden vertelt een goede vriend te zijn geweest van mijn voormalige baas bij Philips. Ze kenden elkaar uit het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog, een kant die ik van hem niet kende maar mijn waardering voor hem des te groter maakt. Ik hoor tot mijn diepe spijt dat hij twee jaar geleden na een ziekbed is gestorven. Ik ben hem nog altijd dankbaar dat hij mij gesteund heeft om mijn weg te vinden, eerst bij Philips en na nog eens op zijn verzoek getest te zijn, op de universiteit terecht ben gekomen.
Niet geheel tot mijn verrassing, het was per slot van rekening een goed gesprek, word ik aangenomen als assistent deskundige voor internationale uitzending via een van de instellingen van de Verenigde Naties. Zodra er een geschikte post is, krijg ik dat te horen. Dat kan wel even duren. Ik kan ondertussen gerust een tijdelijke baan zoeken.
Die liggen niet voor het opscheppen, de werkloosheid onder sociaal wetenschappers is hoog. Ik heb me daarom ingeschreven als werkzoekende bij de gemeente Nijmegen. Met de bijbehorende uitkering kan ik voorlopig in het onderhoud van ons gezin voorzien.
Sommige medestudenten verbazen zich dat ik wel ben aangenomen en zij niet. Een van hen heeft een jaar op de Californische Berkeley University gestudeerd, het centrum van de opstand tegen de Vietnam oorlog. Hij is daarna cum laude afgestudeerd aan de faculteit Sociologie in Nijmegen. Hij vermoedt dat zijn afwijzing het gevolg is van zijn activisme tegen de Vietnamoorlog. Ik weet dat niet. Mijn Vietnam activisme is niet ter sprake gekomen. Maar ja, je weet maar nooit hoe je bij de Binnenlandse Veiligheidsdienst te boek staat.
(wordt vervolgd)
Terug naar Latijns-Amerika. Het zou wat zijn!
BeantwoordenVerwijderen