dinsdag 25 december 2018

DE EENZAAMHEID VAN DE ONGELOVIGE 71

De Luit spelende Nar van Frans Hals hangt boven mijn bed.
Ik ben niet veel op mijn kloosterkamer. Overdag ben ik aan het werk. Des avonds thuis doe ik meteen mijn colbert uit en mijn das af en schiet een trui aan. Ik ben een echte truiman. Tot verdriet van mijn moeder droeg ik op de middelbare school een donkerrode trui tot hij totaal versleten was met elleboogstukken en al. Ze zag mij veel liever in een pak met wit hemd en stropdas. Ze vond dat ik er dan knap uitzag. Ik geef toe dat ik er mee overweg kan als het moet maar als het even kan liever niet.

Daarna ga ik naar beneden en eet warm met het hele gezin, alweer net als thuis. En net als thuis eten we elke dag de heilige drie-eenheid: soep, aardappelen met vlees en nagerecht. Soms help ik afruimen en blijf daarna nog wat napraten. De zoon en de twee dochters hebben een druk sociaal leven en zijn meestal ’s avonds weg.

Als ik thuis ben op mijn pijpenlaatje wordt er rond acht uur beneden aan de trap geroepen of ik beneden koffie kom drinken of dat ik het boven wil hebben. Voor de gezelligheid ga ik meestal naar beneden. Het zijn geen beklijvende gesprekken, de bekende koetjes en kalfjes. Ze staan daar midden in de kamer en je krijgt ze met geen mogelijkheid weg. Toch blijf ik een tijdje plakken, uit beleefdheid en ook wel benieuwd waar het allemaal op uitdraait.

Soms wandel ik na het eten de stad in. Als ik dan aankondig dat ik in de stad zal koffie drinken, reageren mijn hospita en haar kleine koning verbaasd, bijna verontwaardigd. Jammer van het geld, thuis kost een kopje koffie niks. Ze hebben gelijk maar ik heb het er voor over. Geld is ook niet alles. Trouwens ik moet de stad in als ik die ooit wil leren kennen.

Ik kan het hun niet zeggen maar ik heb behoefte aan frisse lucht, ook geestelijk. Ik neem het mijn gastheer en vrouw niet kwalijk, maar hun geestelijk leven is benauwend en saai, voorspelbaar ook. Voor hen is het leven nu eenmaal zo, maar moet ik het daarmee doen? Ik besef dat zulks moeilijk is uit te leggen. Zij kunnen zich met de beste wil van de wereld geen ander leven voorstellen dan zij nu hebben. En al staat ook in mijn familiewapen geschreven “doe maar gewoon dan doe je gek genoeg”, dan wil ik toch nog wel onderzoeken wat dat is. Wie weet vind ik de stad Eindhoven een begin van een antwoord.

Dus hou ik mijn mond. Er zit niks anders op dan deemoedig te aanvaarden dat de geestelijke horizon van de een nu eenmaal niet die van de ander is. Het besef van de onmogelijkheid om hierover te praten, maakt je in zekere zin eenzaam, je beperkt je gesprekken noodgedwongen tot keuvelarijen, maar het is beter eenzaam te zijn dan permanente misverstanden te hebben met alle ruzie van dien.

(verschijnt elke dinsdag)

1 opmerking: