Laatst de documentaire film “White Cube” gezien. Ik was nieuwsgierig naar de poging van kunstenaar Renzo Martens om, zoals hij dat noemt, een duurzame bron van inkomsten op te zetten voor inwoners van Congo. Van ontwikkelingswerk met kunst had ik tijdens mijn vakbondswerk in Afrika nog nooit gehoord. Dus dat wil ik wel eens zien.
Renzo Martens kwam op het idee om wat in Afrika te gaan doen toen hij het logo van Unilever in het Londense museum Tate zag. Musea zijn in het Westen gebouwd met geld verdiend door het uitbuiten van Afrikanen in de koloniale tijd, zo zegt hij in de film. Tijd om met kunst de aangedane schade goed te maken, moet hij gedacht hebben.
Met toestemming van Unilever trekt hij als een Kuifje naar Afrika, naar een Unilever plantage in Congo om zijn idee uit te proberen. We zien hen tussen een groep armoedige plantagewerkers die met lange dagen werken maar een dollar per dag verdienen.
Ze klimmen op hun blote voeten in hoge palmbomen om met een kapmes trossen dadels uit te kappen. Een van de arbeiders vertelt dat hij drie keer uit een palmboom is gevallen zonder grote gevolgen. Hij heeft geluk gehad. Sommigen breken lichaamsdelen of vallen dood.
De mannen en vrouwen op de plantage willen wel meedoen. Wie weet, verlost deze blanke hun wel uit de misère. Tot mijn verbazing organiseert Renzo midden in de rimboe voor de verzamelde armoedzaaiers een internationale conferentie over het nut van creativiteit voor ontwikkeling. Ze worden via een groot scherm toegesproken door beroemde mensen van overzee.
Een van hen is een Canadese econoom die vanuit zijn werkkamer thuis het belang van creativiteit voor de economie uitlegt. Op de vraag van ene van de deelnemers wat dat hen oplevert, heeft hij geen ander antwoord dan wat algemeenheden. Ik denk dat de arme man ginds in Canada geen idee heeft tegen wat voor mensen hij praat.
Ze krijgen op de plantage ruzie over het project. Zonder geld geen eten, zo zegt een van de vrouwen. De ruzie komt de bazen in Londen ter ore. Ze trekken de toestemming aan Renzo om op de plantage te werken in.
We zien een scene waarin Renzo door de Afrikaanse leiding van het bedrijf lijflijk de toegang wordt ontzegd. Zijn pogingen om een kritisch gesprek te voeren, maakt de voorlieden van de plantage bozer. Wat heeft hij eigenlijk in Congo te zoeken en de plantage is niet van hem dus wegwezen, aldus de plaatselijke baas. Bedroefd neemt Renzo afscheid. Zoals de VPRO gids al had aankondigd, het project is mislukt.
Maar Renzo blijkt een nazaat van Kuifje en geeft niet op. Hij heeft zijn les geleerd. Je moet zorgen dat je zelf grond hebt, dan ben jij de baas en kan niemand je meer wegjagen. Hij koopt en stuk grond op een oude, verlaten Unilever plantage.
Daar loopt een groep extreem arme mensen rond die dadels uit de overgebleven palmbomen kappen en daar op primitieve wijze olie uithalen. De opbrengst is te laag om van te leven. Renzo Martens is dan ook hartelijk welkom om verbetering in hun toestand te brengen. Misschien kan hij ze bevrijden uit hun misère.
(wordt vervolgd)