zondag 11 december 2011

ARMOEDE

 Nederland, winter 1958

Als kind ben ik na de oorlog opgegroeid. We hadden het thuis eenvoudig. Er was een radio. Alleen de keuken was in de winter verwarmd met een fornuis waar water op stond. Gekookt werd er op butagas in een portaaltje buiten. Kleren waren degelijk en vaak tweedehands. We sliepen met twee broers in een bed. Geen warm water uit de kraan. In de winter ijsbloemen op de ruiten. Met Sinterklaas en je verjaardag kreeg je enkele cadeaus als een boek, meccanodoos, een blikken auto enz. Het woord arm is nooit bij me opgekomen en heb ik ook nooit gehoord ook al hadden we het als gezin van een fabrieksarbeider niet breed. Ik wist niet beter en mijn ouders ook niet. De meeste mensen leefden zo.

Als getrouwd studentenechtpaar in Nijmegen kwamen we in een vergeten arbeidersstraat te wonen. De slaapkamers waren in de winter ijskoud: enkel steense muren bekleed met jute. Onze dochter moest in bed wel eens handschoenen aan.  Onze douche was een wasbak. De huur was laag, dat wel. Ondanks bijverdiensten moesten we elke cent omdraaien. Toch vonden we niet dat we arm waren. Een kwestie van hoop op de toekomst? Het bouwvakkersgezin naast ons vond ons wel arm te oordelen naar de verbazing van twee van hun kleinkinderen dat we geld hadden om er twee goudvissen op na te houden. Hun huis was net zo armoedig als het onze maar ze gingen naar Italië op vakantie, ze reden in een sportauto en hadden het laatste TV model.  Een kwestie van prioriteiten denk ik.

 Costa Rica 1975

Ik zag pas echte armoede toen ik een tijd in Colombia studeerde. Huisjes van blik en karton, geen stromend water in huis, een enkel lampje voor de avond, de wc ergens buiten, wat met doeken afgeschermde kamertjes om nog enigszins privacy te hebben. Later zag ik hetzelfde in Mexicostad en op het Mexicaanse platteland. Ik leerde variaties van armoede kennen. De misère van de krottenwijken met open rioolwater, een alles overheersende stank , een totaal gebrek aan hygiëne, drek, dronkenschap, geweldpleging, diefstal en uitzichtloosheid met wanhoop. Op het platteland zag je meer nette armoede. Primitieve houten of in klei opgetrokken huisjes, schaars bemeubeld, een schone maar primitieve keuken, armoedige maar schone kleren en beddengoed. In zulke huizen kon je ondanks het gebrek aan privacy met een gerust hart logeren.

 Togo 2005

Ook is de ene arme de andere niet. Je hebt mannen die voor hun gezinnen blijven zorgen, hoe moeilijk ook. Je hebt vrouwen die hun kinderen onder de moeilijkste omstandigheden blijven opvoeden. Ze blijven fatsoenlijk en werken hard. Werken geeft hen waardigheid en zelf bewustzijn.
Maar je komt ook armen tegen die zich beklagen, bedrinken, stelen of er een nog groter zootje van maken. Mannen die hun vrouw en kinderen achterlaten als oud vuil. Vrouwen die hetzelfde doen. 

 Mexico 2010

Deze nuances zullen nooit in statistieken vastgelegd kunnen worden. Armoede zal daarom altijd en overal ter discussie blijven staan en zelfs als statistisch gesproken er geen armen meer zullen zijn dan zal er toch nog armoede zijn.

7 opmerkingen:

  1. Bij ons zelfs ijsbloemen op de dekens, op de zolderkamer, waar vier jongens sliepen. De vijf meiden sliepen een etage lager.
    Bij jullie was er, zo loijkt me, berusting in de situatie. In mijn geval moesten wij naar buiten meer lijken dan het dubeeltje dat we (f8inancieel gezien) waren. al was mijn vader ambtenaar bij de gemeente, je moest wel elf monden vullen.
    Dit onder het mom van wij zijn trots. Achteraf gezien waren we helemaal niet trots, we moesten ons immers beter voordoen dan we waren. Trots leer je te zijn als je ouders je zeggen dat je goed bent zoals je bent en dat je er best voor uit mag komen dat je ouders, met keihard werken (pa onderhield ook nog een moestuin met alles erin wat je maar kunt bedenken, van de hoogste boom tot het kleinste kruid) het grote gezin draaiend houden.
    Zoals het bij jullie ging was het ongetwijfeld meer in harmonie.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. @ingridvandenbergh
    We waren in die tijd ons zelf. Een moestuin was er ook en zelfs een paar varkens, kippen en konijnen.Helaas sloeg in de jaren zestig het consumentisme -de vooruitgang- een bres in de harmonie maar toen was ik al uit huis.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Armoede is ten dele absoluut; dat is als er absoluut geen geld genoeg is om rond te komen.
    Ten dele is het perceptie, gebaseerd op sociale verchillen.
    Als je de enige arme bent in een straat.....
    Maar als iedereen arm is, in de beteknis van geen geld hebben, is er weinig aan de hand; dan is er cohesie, hulpvaardigheid.

    Die verdween eind jaren zestig toen er scheidingen kwamen; ambtenaren en gestudeerden verdienden veel, vakarbeiders heel weinig, ongeschoolden meer dan vakarbeiders.

    Toen ging het in de buurten ooktellen wat je had.
    de jongen met de auto had de meiden; die zijn nou eenmaal onlosmakelijk verbonden met luxe.

    luxe is een goede motivatie om te werken, voor de rest niet.

    Oh trouwens, muren bekleden met jute, heette betengelen; als het goed gebeurde, en er zaten al een paar lagen behang op, was het een behoorlijke isolatie.
    Alleen super brandgevaarlijk....

    BeantwoordenVerwijderen
  4. @van de Kletersteeg

    Betengelen, dat is het woord. Ik was het vergeten.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Ik betengel, jij betengelt wij betengelen humm...okay Kletersteeg!!Mooi Petrus zoals je de nuance in armoede aanbrengt en met recht van spreken want jij kunt vergelijken hebt heel wat vormen van armoe en eventueel lijden gezien. Armoede is erg als je honger lijdt en daardoor niet naar school kunt terwijl andere kinderen dat wel kunnen. Het is de context idd die armoede pijnlijker maakt. Zijn er ook positieve kanten aan armoede trouwens.Solidariteit, creativiteit....relativeringsvermogen en humor...
    lieve groet van Sjoukje

    BeantwoordenVerwijderen
  6. @sjoukje
    Er wordt betengeld.
    de positieve kanten worden inderdaad meestal vergeten.
    olg

    BeantwoordenVerwijderen