Nederland, winter 1958
Als kind ben ik na de oorlog opgegroeid. We hadden het thuis
eenvoudig. Er was een radio. Alleen de keuken was in de winter verwarmd met een
fornuis waar water op stond. Gekookt werd er op butagas in een portaaltje
buiten. Kleren waren degelijk en vaak tweedehands. We sliepen met twee broers
in een bed. Geen warm water uit de kraan. In de winter ijsbloemen op de ruiten.
Met Sinterklaas en je verjaardag kreeg je enkele cadeaus als een boek,
meccanodoos, een blikken auto enz. Het woord arm is nooit bij me opgekomen en
heb ik ook nooit gehoord ook al hadden we het als gezin van een
fabrieksarbeider niet breed. Ik wist niet beter en mijn ouders ook niet. De
meeste mensen leefden zo.
Als getrouwd studentenechtpaar in Nijmegen kwamen we in een
vergeten arbeidersstraat te wonen. De slaapkamers waren in de winter ijskoud:
enkel steense muren bekleed met jute. Onze dochter moest in bed wel eens
handschoenen aan. Onze douche was
een wasbak. De huur was laag, dat wel. Ondanks bijverdiensten moesten we elke
cent omdraaien. Toch vonden we niet dat we arm waren. Een kwestie van hoop op
de toekomst? Het bouwvakkersgezin naast ons vond ons wel arm te oordelen naar
de verbazing van twee van hun kleinkinderen dat we geld hadden om er twee
goudvissen op na te houden. Hun huis was net zo armoedig als het onze maar ze
gingen naar Italië op vakantie, ze reden in een sportauto en hadden het laatste
TV model. Een kwestie van
prioriteiten denk ik.
Costa Rica 1975
Ik zag pas echte armoede toen ik een tijd in Colombia
studeerde. Huisjes van blik en karton, geen stromend water in huis, een enkel
lampje voor de avond, de wc ergens buiten, wat met doeken afgeschermde
kamertjes om nog enigszins privacy te hebben. Later zag ik hetzelfde in
Mexicostad en op het Mexicaanse platteland. Ik leerde variaties van armoede
kennen. De misère van de krottenwijken met open rioolwater, een alles
overheersende stank , een totaal gebrek aan hygiëne, drek, dronkenschap,
geweldpleging, diefstal en uitzichtloosheid met wanhoop. Op het platteland zag
je meer nette armoede. Primitieve houten of in klei opgetrokken huisjes,
schaars bemeubeld, een schone maar primitieve keuken, armoedige maar schone
kleren en beddengoed. In zulke huizen kon je ondanks het gebrek aan privacy met
een gerust hart logeren.
Togo 2005
Ook is de ene arme de andere niet. Je hebt mannen die voor
hun gezinnen blijven zorgen, hoe moeilijk ook. Je hebt vrouwen die hun kinderen
onder de moeilijkste omstandigheden blijven opvoeden. Ze blijven fatsoenlijk en
werken hard. Werken geeft hen waardigheid en zelf bewustzijn.
Maar je komt ook armen tegen die zich beklagen, bedrinken,
stelen of er een nog groter zootje van maken. Mannen die hun vrouw en kinderen
achterlaten als oud vuil. Vrouwen die hetzelfde doen.
Mexico 2010
Deze nuances zullen nooit in statistieken vastgelegd kunnen
worden. Armoede zal daarom altijd en overal ter discussie blijven staan en
zelfs als statistisch gesproken er geen armen meer zullen zijn dan zal er toch
nog armoede zijn.
Goed gezegd!
BeantwoordenVerwijderenBij ons zelfs ijsbloemen op de dekens, op de zolderkamer, waar vier jongens sliepen. De vijf meiden sliepen een etage lager.
BeantwoordenVerwijderenBij jullie was er, zo loijkt me, berusting in de situatie. In mijn geval moesten wij naar buiten meer lijken dan het dubeeltje dat we (f8inancieel gezien) waren. al was mijn vader ambtenaar bij de gemeente, je moest wel elf monden vullen.
Dit onder het mom van wij zijn trots. Achteraf gezien waren we helemaal niet trots, we moesten ons immers beter voordoen dan we waren. Trots leer je te zijn als je ouders je zeggen dat je goed bent zoals je bent en dat je er best voor uit mag komen dat je ouders, met keihard werken (pa onderhield ook nog een moestuin met alles erin wat je maar kunt bedenken, van de hoogste boom tot het kleinste kruid) het grote gezin draaiend houden.
Zoals het bij jullie ging was het ongetwijfeld meer in harmonie.
@ingridvandenbergh
BeantwoordenVerwijderenWe waren in die tijd ons zelf. Een moestuin was er ook en zelfs een paar varkens, kippen en konijnen.Helaas sloeg in de jaren zestig het consumentisme -de vooruitgang- een bres in de harmonie maar toen was ik al uit huis.
Armoede is ten dele absoluut; dat is als er absoluut geen geld genoeg is om rond te komen.
BeantwoordenVerwijderenTen dele is het perceptie, gebaseerd op sociale verchillen.
Als je de enige arme bent in een straat.....
Maar als iedereen arm is, in de beteknis van geen geld hebben, is er weinig aan de hand; dan is er cohesie, hulpvaardigheid.
Die verdween eind jaren zestig toen er scheidingen kwamen; ambtenaren en gestudeerden verdienden veel, vakarbeiders heel weinig, ongeschoolden meer dan vakarbeiders.
Toen ging het in de buurten ooktellen wat je had.
de jongen met de auto had de meiden; die zijn nou eenmaal onlosmakelijk verbonden met luxe.
luxe is een goede motivatie om te werken, voor de rest niet.
Oh trouwens, muren bekleden met jute, heette betengelen; als het goed gebeurde, en er zaten al een paar lagen behang op, was het een behoorlijke isolatie.
Alleen super brandgevaarlijk....
@van de Kletersteeg
BeantwoordenVerwijderenBetengelen, dat is het woord. Ik was het vergeten.
Ik betengel, jij betengelt wij betengelen humm...okay Kletersteeg!!Mooi Petrus zoals je de nuance in armoede aanbrengt en met recht van spreken want jij kunt vergelijken hebt heel wat vormen van armoe en eventueel lijden gezien. Armoede is erg als je honger lijdt en daardoor niet naar school kunt terwijl andere kinderen dat wel kunnen. Het is de context idd die armoede pijnlijker maakt. Zijn er ook positieve kanten aan armoede trouwens.Solidariteit, creativiteit....relativeringsvermogen en humor...
BeantwoordenVerwijderenlieve groet van Sjoukje
@sjoukje
BeantwoordenVerwijderenEr wordt betengeld.
de positieve kanten worden inderdaad meestal vergeten.
olg