dinsdag 9 juli 2024

3. HOE ZIT DAT IN OSS? WERKSTAD OSS

"De Elzenburg, gebouwd in 1837, aan de Achterschaykstraat, stond op een landgoed dat doorliep tot aan de Hertogswetering en het Ossermeer. Het moest in 1966 wijken voor de aanleg van het industrieterrein bij de haven. Gedurende de beruchte jaren 30, tijdens de Osse Bende, is de marechaussee hier ingetrokken, om zodoende dichter bij de criminelen op het Schayk’s Veld, de boel in de gaten te houden." (Paul Budde, History, Philosophy, Culture, Het Osse Erfgoed in de Jaren zeventig) Foto: Daan Scholte in Stadsarchief Oss.


Als kind van een vader die opgroeide op het Schaijksveld, de buitenkant van Oss met boerengezinnen, en een moeder uit de meer steedse, kleinburgerlijke Linkseweg, leerde ik al vroeg dat werken en naar school gaan inwisselbaar zijn.


Mijn moeder moest als kind al de was doen voor een gezin met negen kinderen. Ze maakte maar net de lagere school af om meteen thuis te werken. Mijn vader werkte meteen na de lagere school bij Zwanenberg.


Ik zag hem als kind na schooltijd op zijn fiets met achterop zijn broodtrommel en lege veldfles thuiskomen. In de zomer werd thuis bijverdiend met het rengen van boontjes voor Zwanenberg. Ik zie de stapels kratten met boontjes nog langs de Berghemseweg staan, waar we toen woonden.


Later kwam ik dankzij een buurjongen, de zoon van een politieagent, terecht op een boerderij van de Elzenburg niet ver van het Schaijksveld. In de grote vakantie raapten we aardappelen. De boer haalde de plant met zijn riek uit de grond en schudde het zand eraf. Wij deden de aardappels in een ijzeren mand.


Ik meen me te herinneren dat we 5 cent -een stuiver - voor een volle mand kregen. Als je 20 manden had geraapt had je een gulden, in die tijd een hele rijkdom. Je kon er tien rolletjes drop voor kopen.


Maar het belangrijkste was dat je het geld zelf verdiend had. Dat was de goeie kant van wat nu kinderarbeid heet. Dat gold ook voor het plukken van aardbeien en zwarte bessen.


Zodra ik veertien was, ik zat toen op de middelbare school, leerde ik de wereld van de arbeid kennen. Ik ging werken bij Philips Licht in Oss. Dankzij een “Arbeidskaart” die je op het gemeentehuis moest halen, werd ik toegelaten tot de arbeidsmarkt. Dat ik bij Philips terecht kwam, was toeval. Er was werk toen ik mij aan de poort meldde. 


Het werk was afwisselend. Eerst moest ik restanten draad van houten rollen halen die gebruikt werden om spoelen te maken voor transformators in TL apparatuur. Ik zorgde ook voor de aanvoer van volle rollen draad zodat de arbeiders door konden werken aan hun machines.


De week daarop kwam ik aan de lopende band te werken waar voorschakel apparaten voor TL verlichting gevuld werden met een vloeibaar plastic goedje. Je moest bij dit werk handschoenen dragen. Het goedje kon je huid irriteren. Zittend werk aan de lopende band. Je kon ondertussen gezellige klets verkopen.


De laatste twee weken werkte ik op de afdeling lichtdrukken. Ik werkte daar met een jonge vrouw op wie ik als veertienjarige na twee dagen al straal verliefd werd. Het werk werd er nog leuker op dan het al was. Ik nam na twee weken met moeite afscheid van mijn werk en van haar. Ik had bloemen voor haar meegebracht in de hoop dat mijn dwaze verliefdheid een plaatsje kreeg in haar hart. 


Vanaf de derde klas op het Titus Brandsma Lyceum bracht ik elke morgen in alle vroegte, nog voor schooltijd de Volkskrant rond. Ik stond om zes uur op, haalde de meer dan honderd kranten op voor mijn wijk. Rond acht uur moest het gedaan zijn. De katholieke Volkskrant was een veel gelezen krant in de katholieke werkstad Oss.


Op het Titus Brandsma Lyceum waren ze niet gelukkig met mijn status van krantenbezorger. Dat paste niet bij het profiel van de school, aldus de toenmalige karmeliet en rector Tiecke. Hij vond het beter dat ik er mee stopte.


Mijn vader, intussen een in Oss bekende vakbondsbestuurder geworden, vond dat het geen kwaad kon. Zo lang ik goede cijfers haalde, kon ik de krant van zijn vakbond blijven bezorgen.


Bij Philips verdiende ik 18 gulden voor een 45 urige werkweek (dus ook op zaterdag tot 12 uur ’s middags werken). Aan het einde van de periode kreeg ik een Philips schemerlampje cadeau. Het stond jarenlang bij mijn ouders thuis op het zwart-wit televisietoestel. 


Van mijn verdiende geld kocht ik met korting in de Philipswinkel - met dank aan een oom die ook bij Philips werkte - een koffergrammofoon. Ik hield nog net genoeg geld over voor mijn eerste single van Cliff Richard.


Wat de krantenwijk opbracht, weet ik niet meer. De opbrengst was in ieder geval genoeg om met vrienden in een snackbar rond te hangen waar we onder het eten van een bord friet met  cola genoten van de nieuwste popmuziek uit de jukebox. Dat gaf me opnieuw een gevoel van zelfstandigheid en vrijheid.


Ik werkte ook nog een zomer bij Zwanenberg op de afdeling uitbenen met Spaanse gastarbeiders en in de koelkelders waar bacon voor de export werd klaargemaakt. Daarna ook nog eens drie weken bij de kratten-fabriek Eminos. 

1 opmerking:

  1. Wat een historie. Ik mis de ijsventers periode🤣

    BeantwoordenVerwijderen