Posts tonen met het label arendsoog en witte veder. Alle posts tonen
Posts tonen met het label arendsoog en witte veder. Alle posts tonen

vrijdag 8 mei 2020

MIJN SPROOKJESJAREN ZESTIG 59, TE ZIJN OF NIET TE ZIJN

Mijn eerste lessen in avontuur en keuzes maken, waren de jongensboeken van Arendsoog en zijn indiaanse vriend Witte Veder gevolgd door de serie over de held Pim Pandoer en later Karl May en Huckelberry Finn. 
"In de Arendsoogboeken wordt geen blad voor de mond genomen over misstanden als de onderdrukking van de Indianen of de slavenhandel. De katholieke Kerk speelt, geheel naar de geest van de tijd, in de eerste delen in de gedaante van een pater een niet onbelangrijke beschavende rol."(Wikipedia: Arendsoog)

Misschien kwam het door de boeken van Erich Fromm, misschien door mijn heftige jeugdliefdes maar ik ontdekte als bij donderslag het verschil tussen hebben en zijn. Hebben verwijst naar bezitten, zijn naar het bestaan zelve,  naar de kern van je bestaan, naar de zin van je leven. Hebben is de buitenkant, zijn is de binnenkant. Hebben is materieel, zijn is spiritueel. Wie is, staat ergens voor. Wie heeft kan meer hebben maar is daarom niet meer. Om te zijn is hebben niet nodig soms zelfs een sta-in-de-weg. Kluizenaars en monniken beseffen dat (teveel) hebben een bedreiging kan zijn van je spiritualiteit en proberen daarom zoveel mogelijk te zijn met een minimum aan hebben. 

Maar hoe wil je zijn? Die keuze moet je maken, telkens opnieuw. Je kunt gemakkelijk zijn, ergens voor of tegen zijn, opportunistisch zijn, bedrieglijk zijn, hatelijk of lief, gelovig of ongelovig, gierig of vrijgevig. Er zijn ontelbaar veel manieren van zijn. Je kunt zelfs niet zijn door weg te vluchten van zijn en alsmaar werken aan het hebben of het zijn opgeven door niks te doen, de zaken op zijn beloop te laten. Zijn kan je kop kosten door principieel te zijn, in verzet te zijn of strijd te voeren voor gerechtigheid. Je keuze voor zijn, kan zelfs leiden tot nooit meer zijn, d.w.z. de dood.
Shakespeare’s Prins Hamlet wankelt tussen zijn en niet zijn, tussen dood gaan of vluchten voor de dood.


"Te zijn of niet te zijn, dat is de kwestie:
of het nobeler is om te lijden
onder alles wat het wrede Lot je toeslingert
of om de wapens op te nemen tegen een zee van zorgen
en er al vechtend een einde aan te maken?
Te sterven, te slapen, niets meer;
en in die slaap rust vinden voor alle hartzeer
en de duizend pijnen die je lichaam je bezorgen,
dat zou een einde zijn om jezelf toe te wensen.
Te sterven; te slapen: misschien wel dromen: Ach nee,
daar wringt het 'm: want welke dromen komen in die dodenslaap,
als we de aardse zorgen hebben afgeworpen,
Het doet ons weifelen: dit is de overweging die leidt
tot de ellende van zo'n lang leven,
Want wie zou de gesel en de hoon van de tijd verdragen,
het onrecht van de onderdrukker, de arrogantie van de rijke,
de pijnen van een onbeantwoorde liefde, de dwalingen van het recht,
de onbeschoftheid van een ambtenaar, en de verachting
waarmee onbenullen je geduldige werk belonen,
wanneer je rust kan vinden met een simpele dolkstoot?
Wie zou dit alles verdragen, zweten en kreunen onder een ellendig bestaan
als niet de dreiging van wat achter de dood komt er was,
het onontdekte land waar geen reiziger uit weerkeert
verwart ons en maakt ons zwak,
zodat we liever de lasten dragen die we kennen
dan het onbekende tegemoet te gaan.
Zo verlamt het geweten ons tot lafaards,
en zo wordt gezonde daadkracht verziekt door bleek gepieker
en lopen grootse ondernemingen op niets uit.
Stil nu, daar is mooie Ophelia! Nymf,
laat mijn zonden in je gebeden herinnerd worden."


Vertaling door J. Grandgagnage (2009)[17]
Monoloog van Hamlet uit Act III, scene I

Arendsoog, Kuifje en al mijn andere jeugdhelden zijn geen Hamlets. Hun keuzes zijn avontuurlijk, niet dramatisch. Daar pas ik beter bij. Per slot van rekening is mijn vader geen koning en ik geen prins. Er waren wel eens ruzies thuis over het vakbondswerk van mijn vader, teveel van huis naar late vergaderingen en leden met moeilijkheden die meestal op zondag bellen en dan bij voorkeur onder het eten. Mijn moeder vond dat mijn vader dan nee moest zeggen en dat deed hij niet. Het was onze boterham, vond hij. Weg was de huiselijke vrede bij het zondagse middagmaal maar dat was het dan. Tot moord en overspel kwam het niet. 


Gezien mijn afkomst verwacht ik niet ooit voor een zo dramatische keuze te komen staan als Hamlet maar je weet het natuurlijk nooit helemaal zeker. Er kan zo maar iets uit de hand lopen in de liefde of in de wereld en daar doe je dan weinig aan. Het beste verweer daartegen is de houding “wie dan leeft, wie dan zorgt.” Voorlopig gaat alles naar wens en dat moet ik zo zien de houden. Ik speel de held in mijn eigen jongensboek met een dramatiek die niet veel verder reikt dan de keukentafel en dat is genoeg.


verschijnt elke vrijdag
Elke gelijkenis met bestaande personen 


of gebeurtenissen berust op louter toeval.

vrijdag 1 mei 2020

DE SPROOKJESJAREN ZESTIG 58, JONGENSAVONTUUR

Portret van René Descartes (1648). Olieverf op doek. Naar Frans Hals. Parijs, Louvre.
"René Descartes (La Haye en Touraine, 31 maart 1596 – Stockholm, 11 februari 1650) was een uit Frankrijk afkomstige filosoof en wiskundige, die een groot deel van zijn leven in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden woonde. Zijn benadering van het probleem van de kennis en de aard van de menselijke geest speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van de filosofie. Hij is met name bekend om zijn uitspraak "Cogito ergo sum" en wordt algemeen beschouwd als de vader van de moderne filosofie. Hij was een van de eersten die de filosofie van Aristoteles niet alleen verwierp, maar ook verving door een eigen filosofisch systeem. Daarmee legde hij de basis voor de 17e-eeuwse stroming van het rationalisme. Descartes was sterk beïnvloed door de vooruitgang in de natuur- en sterrenkunde en een van de centrale figuren van de wetenschappelijke revolutie. Hij gaf voor het eerst een idee van wat de natuurwetenschap in de toekomst zou bieden." (Wikipedia)
Het is niet voor het eerst dat ik mijn leven als een avontuur bekijk. Eigenlijk is dat altijd al zo geweest. Van jongs af aan voel ik mij geroepen tot het heldendom tot redding van mens en wereld. Mijn eerste lessen in avontuur, heldendom en strijd tegen goed en kwaad kreeg ik van Arendsoog en zijn indiaanse vriend Witte Veder. Daarna volgden er nog velen, zoals sterreporter Kuifje met zijn onafscheidelijke hond Bobby en zijn vriend Kapitein Haddock. Nog weer later las ik onverdroten de avontuurlijke verhalen van Heer Olivier B. Bommel en zijn slimme vriend Tom Poes.

Dat jongensachtige verlangen naar avontuur is nooit verdwenen. Ondanks dat verlangen naar avontuur, zeg maar de Pietje Bel in mij, ben ik gelukkig praktisch genoeg om mij niet hals over kop in een avontuur te storten. Ik kijk de kat uit de boom en neem soms een afwachtende houding aan maar als de kans zich voordoet grijp ik hem. Ik heb geen lange termijn plannen voor mijn levensavontuur althans geen uitgewerkt plannen, eerder vage ideeën, grove lijnen die lopen langs van huis uit meegekregen beginselen in de loop der jaren aangevuld met die van Onze Moeder de Heilige Roomse Kerk, de Verkenners en de paters Karmelieten. Van een methodische aanpak is geen sprake dat zou de betovering van het avontuur verbreken.


Het is op de universiteit dat ik nieuwe ideeën opdoe. Geen Arendsoog, Kuifje of heer Bommel meer maar filosofen van allerlei aard.  De professoren en wetenschappelijke medewerkers daarentegen vallen me tegen. Ze zijn niet veel beter dan goede leraren met wat meer uitgebreide vakkennis. Ze zijn zelfs geen voorbeelden in levenskunst, een niet academische kunst die slechts kan worden ontwikkeld bij de gratie van ervaring en gezond verstand. Filosofen daarentegen beschouw ik als geestelijke voorvaderen met wie het de moeite waard is om van gedachten te wisselen.
Een van de eersten die mij inspireert tot dialoog en zelfs tot het geven van enig weerwerk is de Zeventiende eeuwse Frans Nederlandse rationalist Descartes.
 

“Ik geef toe dat ik, zolang ik mij beperkte tot het waarnemen van de gewoonten van anderen, nauwelijks meer zekerheid kreeg, en daarin even grote verschillen aantrof als eerder in de opvattingen van filosofen. De grootste winst was wel dat ik, vanuit de ervaring dat dingen die ons buitensporig en belachelijk voorkomen, niettemin door hele volksstammen algemeen goedgekeurd en geaccepteerd werden, leerde niet al te vast te geloven in de zekerheden die mij door gewoonte en voorbeeld eigen waren geworden. En zo wist ik mij langzamerhand te ontdoen van de vele misvattingen die ons natuurlijk licht kunnen verduisteren en afbreuk doen aan ons vermogen om de stem van de rede te beluisteren. Maar nadat ik enkele jaren aan deze studie van het boek der wereld had besteed en getracht had enige ervaring op te doen, nam ik op zekere dag het besluit om ook bij mijzelf te rade te gaan, en al wat in mij was te benutten om de weg te zoeken die ik had te gaan.” (Bibliotheek Descartes, Over de Methode, Essays, blz.78 en 79)

Net als hij beschouw ook ik de wereld als een studieboek en vind ik dat alvorens je wat beweert, ervaring moet hebben opgedaan. Wat bij Descartes “natuurlijk licht” en “de stem van de rede” heet, noem ik gezond verstand. Dankzij mijn ouders weet ik van jongs af aan van het bestaan van gezond verstand. Zij deden soms een wanhopig beroep op mijn gezond verstand. Niet dat het veel uithaalde. Jeugdige overmoed won het nogal eens van mijn gezonde verstand totdat een van mijn ouders alsnog en drastisch ingreep. 


Op den duur leerde ik min of meer te vertrouwen op mijn gezond verstand. In iedere geval geloofde ik niet iedereen op zijn woord en nam niet alles voor waar aan, ook al was het nog zo populair. Daarin herken ik de levenshouding van Descartes. Mijn uitgangspunt was en is dat ik het eerst zelf uitzoek en op grond daarvan alsnog beslis het idee te volgen of niet. Ik ben wat dat betreft een trouwe aanhanger van de Roomse brievenschrijver Paulus: “Onderzoek alles, behoud het goede en vermijd elk kwaad in welke vorm het zich ook voordoet”. (Tessalonicenzen 5:21-22)
 

Maar, en daar komt mijn weerwoord tegen Descartes, met gezond verstand alleen ben je er niet. Het leven is meer dan verstand alleen, zo heb ik al doende geleerd. Zonder gevoelens vaart niemand wel. Ze zorgen voor de persoonlijke noot, de kleur en en de smaak aan je leven. Zij zijn een kompas waar je met enig inzicht en prudentie op kunt varen. Ze zijn onmisbaar voor de avontuur van het leven.

verschijnt elke vrijdag
Elke gelijkenis met bestaande personen 


of gebeurtenissen berust op louter toeval.

vrijdag 24 april 2020

DE SPROOKJESJAREN ZESTIG, 57. KURFÜRSTENDAMM

Kurfürstendamm, Berlijn 1968

Gewend als we zijn aan vreedzame demonstraties voelen we ons overdonderd door deze strijdvaardige actie. Vorig jaar Pasen heb ik met een paar vrienden per toeval in Parijs een botsing tussen politie en betogers meegemaakt tijdens een studentendemonstratie tegen de oorlog in Vietnam. Dat vonden we avontuurlijk totdat we ineens oog en oog stonden met de politie. Toen we zagen dat met de knuppels en geweren van de Franse politie niet te spotten viel, zijn we hals over kop de Tuilerieën in gevlucht. 

Misschien is de politie in West-Berlijn minder agressief en valt het mee maar we hebben geen van allen behoefte dat uit eigen ervaring vast te stellen. We besluiten om af te wachten wat de dag van morgen brengt en dat, als het uitdraait op een veldslag om de Kurfürstendamm, we niet mee zullen doen. Betogen is een mooi maar een fanatieke veldslag met de Berlijnse politie gaat ons te ver.


We vragen ons af waar die strijdlust van de socialistische studentenbond vandaan komt? Onze gids en toeverlaat De Prediker weet het ook niet. Heeft het iets te maken met de Duitse volksaard? Is de anti-Vietnam beweging in Duitsland radicaler dan bij ons? Is het de revolutionaire romantiek met helden als Fidel Castro, Che Guevara, Ho Tsji Minh enz. die de studenten overmoedig maakt?  Of is het een politieke strijd tussen het sociaal-democratische bestuur van de stad en de socialistische studentenbeweging? 


Ik kan de slaap in het opgewonden rumoer niet vatten en besluit buiten op een muurtje aan het schoolplein een sigaret te gaan roken. Al inhalerend kijk ik naar de donkerblauwe hemel. Het roken, samen met de maan en de sterren tegen de diep donkerblauwe achtergrond van de heldere februari nacht, brengen me tot rust. Ik voel me veilig onder de nachtelijke hemel met zijn twinkelende sterren. Het universum is onverstoorbaar en dat is geruststellend net als dat Dora bij me is. Dankzij haar ben ik niet alleen in dit uitgestrekte raadselachtige universum. Ook in dit avontuur is zij mijn houvast en redding uit de eenzaamheid. Als ik Arendsoog ben, is zij Witte Veder, samen voor het goede en tegen het kwaad, tot redding van de mensheid.

Verschijnt elke vrijdag

Elke gelijkenis met bestaande personen 


of gebeurtenissen berust op louter toeval.