Tijdens onze wandelingen vraag ik Frans of zijn zoektocht naar Gods’ afwezigheid ook niet een zoektocht was naar de afwezigheid van God bij hemzelf. Hij vindt van niet. Hij ziet God in de grootsheid van de natuur of misschien beter gezegd in die van de schepping.
Terwijl hij om zich heen wijst naar de bomen, de struiken en de wolken boven ons, nodigt hij mij uit om me te verwonderen over de schepping. Voor Frans openbaart God zich in de schepping. Daar valt wat voor te zeggen maar het blijft moeilijk. De schepping is niet alleen maar schoonheid, er is ook veel lelijkheid en rotzooi. Natuurrampen zijn er altijd wel ergens.
Maar ik moet zeggen dat ik ook wel eens zo een wonderlijke schoonheidservaring heb gehad. De wereld op z'n mooist alsof hij volmaakt is. Door de schoonheid van de natuur, een ondergaande zon is het meest gebruikelijke cliché, krijg je dan het gevoel dat de wereld met jou zelf daarin volmaakt is. Heel bedrieglijk want al snel komt de lelijke kant weer tevoorschijn. Het is een betovering van korte duur.
Wat blijft is het gevoel dat de wereld ondanks alle wetenschappelijke verklaringen een mysterie blijft, een niet te verklaren raadsel met het al even grote raadsel waarom jij er bent. We weten niet waartoe we op aarde zijn en we weten ook niet waarom de aarde en het universum er zijn, hoe we ook ons best doen om het te verklaren.
Ik kan niet geloven dat een God of noem het een Opperwezen het sluitstuk van het mysterie van mijn bestaan en dat van het universum is. Naar mijn idee is dat te gemakkelijk. Het voelt kunstmatig aan en nogal vaag. God zelf is immers niet te vinden in de wereld en ook niet in het universum. Waarom is hijzelf niet in de wereld?
Dan waren de Oude Grieken slimmer. Hun goden zaten op een berg en gingen zelfs met aardse vrouwen van stand naar bed. Aan zo een menselijke God heb je wat maar veel verklaren doet het ook niet. Dat soort Goden zijn een afspiegeling van onszelf, een ideaalbeeld geïnspireerd op onszelf. Daar schieten we uiteindelijk ook niet zoveel mee op. Het mysterie mens en universum wordt er niet echt mee opgelost.
Op dit punt aangekomen in ons gesprek komt Frans met zijn verhaal dat God liefde is. Hij heeft uit liefde de wereld en de mensen geschapen. God wil liefhebben en dat kun je niet alleen. Daar heb je een ander voor nodig en daarom zijn wij mensen er. Hij verwijst naar de heilige Jan van het Kruis een Spaanse karmeliet en mysticus die zijn ervaringen met de liefde van God heeft uitgedrukt in liefdesgedichten.
Geen vage, zweverige of zwijmelden gedichten over het grote geluk van de liefde maar krachtige poëtische beelden waarin de liefde gepaard gaat met eenzaamheid, tederheid, angst en onzekerheid. Liefde zoals liefde hoort te zijn en dat is geen eeuwigdurende zonsondergang. Liefde gaat met veel pijn en moeite gepaard en dat is wat Jan van het Kruis ons leert volgens Frans. Ik besluit om Jan van het Kruis te lezen. Baat het niet, schaadt het niet.
Ik lees nog steeds geen verklaring waar God zelf dan vandaan komt. Is hij zomaar op een dag verschenen en besloot hij toen de wereld te scheppen?
BeantwoordenVerwijderen