Op de foto hierboven Arnold Karskens in andere tijden, 1984 het jaar van de wrede burgeroorlog en verkiezingen in El Salvador. Hij is op bezoek in een dorp waar voormalige guerrillero’s woonden van het linkse front FMLN die de amnestie regeling van de regering hadden aanvaard. In ruil voor hun wapens en hun toezegging niet meer te vechten kregen ze een stuk grond als broodwinning voor henzelf en hun eventuele gezin. Zoals was te verwachten troffen we een armoedige toestand aan. Maar wat wil je? Het is een arm land en kan zich weinig veroorloven als het om uitkopen van guerrillero’s gaat.
Karskens was toen een van de heel weinige zo niet de enige Nederlandse journalist die verslag deed van de presidentsverkiezingen. In Nederland heerste sinds het leger twee jaar eerder vier IKON journalisten had vermoord, een algehele en begrijpelijke aversie tegen El Salvador. Voor de Salvadorianen daarentegen boden de verkiezingen misschien wel een uitweg uit de moorddadige oorlog. Daar moet je toch ook begrip voor hebben als journalist?
Karskens had dat. Hij liet zich niet leiden door alvast wat te vinden maar ging op onderzoek uit. Hij zijn weg, ik de mijne en die kruisten elkaar in dat dorp in El Salvador. Ik als officiële verkiezingswaarnemer namens de Nederlandse regering hij als journalist. Nadien ben ik Karskens zo goed als uit het oog verloren. Onze wegen gingen uiteen.
Arnold Karskens en een Mensrechtenactiviste op bezoek bij een politicus die meedoet aan de verkiezingen. |
Ik kwam hem nog tegen in de media zoals indertijd in het weekblad De Groene Amsterdammer.Daarin las ik dat Karskens notabene in El Salvador genezen was van wat ik noem linkse vooringenomenheid. Dat was mij al eerder overkomen bij de Sandinistische revolutie in Nicaragua in 1979.
In El Salvador verloor Karskens zijn ‘waanideeën’ over de scherpe scheiding tussen goed en kwaad en over alom loerend gevaar. Karskens: ‘Ik had de meest verschrikkelijke nachtmerries. Ik dacht: als ik de grens over ben, dan moet ik ontzettend bukken, want anders word ik voor mijn kop geschoten. En er ligt natuurlijk maar één mijn, waar ik geheid op stap. De angst die je jezelf aanpraat is voor veel journalisten het grootste struikelblok om naar een oorlog te gaan. Velen haken af door dat soort waanideeën. Ik vond dat ik me daar doorheen moest slaan. Niets aan de hand natuurlijk toen ik de grens overging. Ik reed met een vlot rijdende autobus naar San Salvador. Iedereen was heel aardig en vriendelijk, zelfs de grensautoriteiten. Dat was het begin van het bijstellen van een beeld dat ik had over de oorlog. Het steekt echt anders in elkaar. Het is niet zo zwart-wit als je graag zou willen zien. De guerrillero’s, mijn “helden”, bleken elkaar te bevechten. Ik leerde al gauw dat van elke zijde maar tien procent tegen tien procent van de tegenpartij vecht. Met de overige tachtig procent, de slachtoffers en degenen die de oorlog maar onzin vinden, kan ik het over het algemeen heel erg goed vinden.’ (nr. 44, 1999)
Karskens ontdekte met eigen ogen dat er in El Salvador geen sprake van wat bij links Nederland een volksoorlog heette. Na het mislukte slotoffensief van guerrilla concludeerde Bisschop Rivera y Damas, opvolger van de vermoorde bisschop Oscar Romero, dat de guerrilla er niet in geslaagd was om het volk achter zich te krijgen. Met hun daarop volgende sabotage oorlog tegen alles wat ze voor de voeten kwam, vervreemdden ze nog meer van de bevolking. Dat verhaal heb ik indertijd verteld in de Internationale Spectator. (Piet Nelissen, El Salvador en de mythe van de Volksoorlog, Internationale Spectator, februari 1983)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten