Posts tonen met het label kamperen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label kamperen. Alle posts tonen

donderdag 15 juni 2023

WAT MOETEN WE MET EEN NATUURHERSTELWET AAN?

 

We brachten met de verkenners in de jaren vijftig en zestig veel weekeinden door in Maupertuus, wat nu Maashorst heet. Buiten de verkenners kwam je zo goed als geen recreanten tegen.

Wat moet ik me bij de de Brusselse natuurherstelwet voorstellen? In de krant lees ik dat de klok van de natuur 70 jaar terug moet worden gezet. Toen was ik 7 jaar. Wat ik me van die jaren herinner is een heel andere natuur dan nu. Oss was een rustig stadje met 20.000 inwoners waar nog paard en kar rond reden met hier en daar een enkele auto.

Ik deed voor mijn moeder boodschappen op mijn doortrap kinderfietsje, tweedehands uiteraard, bij de plaatselijke Spar. Dat was een kwartier fietsen van huis. Eerst een stukje Berghemse weg, het enige geasfalteerde stuk weg op mijn route, daarna over een zandpad langs de boerenbedoening van mijn opa en oma op Schaijksveld, een brede grindweg waarna ik verder fietste over een zandpad binnendoor naar de Spar die aan de Linkensweg lag.

Onderweg kwam ik niemand tegen, ook niet op de Berghemseweg, een voor die tijd drukke weg vonden mijn ouders. Langs de zandpaden stond voornamelijk rogge waarvan we soms na schooltijd de graankorrels aten. Her en der stonden boerenhuizen of boerderijen met kippen en varkens mer er omheen een wei met enkele koeien.  In de bermen groeiden onkruid en bloemen door elkaar.

Er was een gemeentelijk natuurbad bij de Wetering in de polder. De weg er naar toe bestond voornamelijk uit grindwegen. In die tijd werden de eerste polderwegen van betonplaten aangelegd. De toegang tot de omliggende dorpen  werd comfortabeler voor fietsers, bromfietsers, paard en wagen en enkele auto’s. De vooruitgang diende zich aan.

Naar die tijd terug gaan, kan natuurlijk niet. Keuterboeren zijn veranderd in efficiënt producerende vee of akkerboeren. De landbouw is dankzij de vooruitgang geïndustrialiseerd. Oss zelf is een uitgedijde industriestad geworden met een grote dienstensector en een bevolking van rond de 80.000 inwoners, de ingelijfde Maasdorpen meegerekend.

In de uitgestrekte bossen aan de zuidkant van Oss werd vroeger wat hout gekapt door de gemeente. Er waren geen geasfalteerde paden. Het was voor mij vooral een prachtig kampeerbos voor verkenners. Verder zag je er zo goed als niemand. Nu is het een groot recreatiepark voor wandelaars, fietsers, mountainbikers, paardrijders, hondenliefhebbers en niet te vergeten oerossen. 



Maar met oerossen, wisenten genaamd, en wie weet straks wolven kun je echt niet de natuur herstellen van 70 jaar geleden. Die waren er 70 jaar geleden ook al niet meer. Voor herstel zullen er eerst 50.000 mensen weg moeten, moet er minder industrie en minder grote landbouwbedrijven komen. Daar is geen beginnen aan. Dus vraag ik me af wat we met de Brusselse natuurherstelwet aan moeten? 

vrijdag 17 maart 2023

21. TERUG NAAR NIJMEGEN. WILLEM DE ZWIJGER

 

Deze foto van ons gezin, gemaakt in 1964, is die van een doorsnee gezin halverwege de jaren zestig. De sociale en politieke onrust die de tweede helft van de jaren zestig zou gaan kenmerken, is hier nog ver weg: geen lang haar, geen spijkerbroeken, tshirts en truien.

De vakbond, daar ben ik thuis mee opgegroeid. Dat ik nou net daar bij moet uitkomen. Het is alsof de duivel er mee speelt. De vakbond heeft mij nooit aangetrokken ook al respecteer het werk van mijn vader. Ik zag thuis maar al te vaak dat het ondankbaar werk is.

Als districtsbestuurder voor de katholieke voedingsbond was mijn vader altijd onderweg. Problemen en conflicten oplossen bij zijn klanten; de bakkersknechten, de slagersjongens en bij complete fabrieken met honderden werknemers, toen nog arbeiders geheten. Zijn werkgebied was Oost-Brabant en Limburg. Hij reed in die dagen wat af in z'n Renault Dauphine van de bond. Hij kende alle wegen tussen Oss en Maastricht.

Ik kan erover meepraten want in de zomervakantie van het jaar dat ik was blijven zitten, mocht ik meerijden. Ik denk dat het bedoeld was als een vorm van troost. Ik was nog net te jong om als scholier te gaan werken. Zo was ik van de straat en hij had meteen gezelschap. Elke dag uren alleen in je autootje op de weg zitten, is ook geen pretje. 

Ik denk niet dat hij met de gedachte speelde dat ik ooit ook nog eens vakbondswerk zou gaan doen. Hij heeft er in ieder geval nooit enige zinspeling op gemaakt. Nu was hij sowieso zwijgzaam aangelegd. Voor zijn vakbondsmensen kon hij praten als brugman, thuis was hij stil. Mijn moeder noemde hem daarom Willem de Zwijger. 

Hoe ze daar nu bij kwam mag joost weten. Met de vaderlandse geschiedenis was ze niet bezig en we waren ook niet bijzonder oranje gezind. Hoewel, mijn moeder was gek op koningin Juliana. Dat zij koningin was en gewoon moeder van een gezin, vond ze prachtig. Dat Juliana naast koningin spelen huishoudelijke taken had en kinderen moest opvoeden, maakte op mijn moeder veel indruk.

Met een man als zwervende oplosser van sociale conflicten was het voor haar niet gemakkelijk om een gezin met 5 opgroeiende kinderen, waarvan maar liefst vier jongens, recht te houden. Ze moest ook zorgen voor voeding en kleding, sokken stoppen en veel de was doen. Ze was geen keukenprinses. Ze vond niks aan koken maar toch moest er elke dag eten op tafel komen. 

Soms werd de herrie en de chaos die wij  door onderling gedoe vakkundig teweeg brachten, haar teveel. Op zulke momenten miste ze de orde scheppende hand van mijn vader. Niet dat hij daar veel voor moest doen. Zijn aanwezigheid was meestal genoeg om ons in toom te houden. Meestal, want het wilde ook wel eens helemaal mis gaan. 

Mijn moeder vroeg hem dan nadrukkelijk flink in te grijpen wat hij tot haar teleurstelling negen van de tien keer niet deed. Hij had er een hekel aan om bestraffend op te treden. Zijn levenshouding was, wat niet uit jezelf komt werkt niet. Het gekke was dat zijn zwijgen vaak wel degelijk werkte. Je besefte dat je verkeerd bezig was en dat was voldoende.

Niettemin voelde mijn moeder zich af en toe in de steek gelaten.  In je eentje jongens opvoeden is niet gemakkelijk. Daar kwam bij dat wanneer hij wel thuis was, meestal op zondag, er altijd wel een vakbondslid of bestuurder opbelde. Hij stond dan heel lang in de gang met zo een vakbondslid in nood te bellen terwijl zijn soep koud stond te worden. 

Het verstoorde de huisvrede aan tafel. Dat de zondagse soep koud werd, vond mijn moeder heel jammer. Op die soep deed ze elke zaterdag haar best. Waarom konden de heren niet op een andere dag bellen, vroeg ze hem. Daar kwam geen antwoord op net zo min als dat hij ooit een telefoongesprek weigerde. Elk vakbondslid, klein en groot, kon erop rekenen gehoord te worden.

Die onvermurwbare trouw aan zijn leden snapte ik niet altijd. Zo dankbaar waren ze ook weer niet. Het was eigenlijk nooit goed al had mijn vader nog zo lang onderhandeld met werkgevers over een loonsverhoging of andere zaken. Het hoorde er bij vond hij. Hij klaagde nooit over zijn leden, zelfs niet over de soms onhandelbare werkgevers.

Hij was op nog een andere manier trouw aan zijn leden. Hij zag erop toe dat onze levensstijl in de pas bleef met het doorsnee vakbondslid. Dat kostte hem weinig moeite want hij voelde zich ondanks zijn positie nog altijd een arbeider. 

Pas toen menig arbeider achter zijn  Opel Kadett een caravan had hangen, verving hij onze gezinstent voor een piepklein caravannetje. Zo een die je aan alle kanten moet openen voordat je erin kunt stappen zonder je hoofd te stoten. Hij was er bar gelukkig mee. Kamperen vond hij het mooiste wat er was. Het gaf hem een gevoel van vrijheid en dat het leven toch ook nog wat avontuurlijks kan hebben.
 

vrijdag 6 mei 2022

47. HET BELOOFDE LAND. SAN AUGUSTIN

.Links zit Roberto nog bezig met wakker worden, dan Dora die een sinaasappel eet, Oscar bakt de patacanos (plat geslagen stukjes bakbanaan) en Cielo drinkt thee.

 

En daar gaan we weer. Na de nachtbus, ontbijt en bank wacht ons de tocht naar San Augustin, nog eens vijf tot zes uur rijden. Maar voordat we verder gaan, slaan we twee flessen Vuurwater is, de letterlijke vertaling van Aguardiente, dé nationale jenever van Colombia. Geen water voor mannen met slappe knieën.  Na veel geharrewar en onderhandelen nemen we een taxibusje dat ons voor 50 peso per persoon, dat is nog geen 3 dollar, naar San Augustin rijdt. De weg volgt zo goed en kwaad als het kan de Rio Magdalena, op deze hoogte vooral een flinke bergbeek. Het doet een beetje Zwitsres aan met een wat ruiger landschap en een minder onderhouden asfaltweg.

Langzaam maar zeker rijden we omhoog het gebergte in. Daarboven ergens ligt het stroomgebied met beken, watervalletjes en sloten van  de Rio Magdalena die over meer dan duizend kilometer uitgroeit tot de langste en machtigste rivier van Colombia om bij de havenstad Baranquilla majestueus uit te monden in de Atlantische Oceaan, de haven waar we nog tijdens de Paasdagen voor anker hebben gelegen. 

Even buiten het dorp, in een weiland op een zacht glooiende helling, pakken we onze rugzakken uit te beginnen met de tent. Ik ben weer de verkenner die ik in mijn middelbare schooljaren was. Ik zie de bekende in elkaar passende lichte aluminium pannetjes met losse greep voor op het houtvuur, de tent met tenthamer, tentharingen en scheerlijnen, de opvouwbare schop, de slaapzakken enz. Oscar heeft zelfs gedacht aan een dolk voor mij.  Ik hang hem aan mijn riem alsof hij daar nooit is weg geweest. 

Terwijl Cielo, Humberto en ik samen naar beneden in het dorp eten gaan kopen, richten Oscar, Krullebol en Roberto de tent in, leggen een vuur aan waarop we straks ons eten kunnen klaarmaken. Ons avondeten wordt rijst, aardappelen, bonen, platanos (bakbananen), suiker en zout. Het is met eten net als met slapen. Als je de hele dag buiten bent dan smaakt alles lekker, hoe eenvoudig het ook is klaar gemaakt. Cielo belt in de winkel naar huis om te melden waar we zitten en dat alles oké is. Nu voel ik me pas echt een kleine avonturier net als toen bij de verkenners.

Voor het slapen gaan, regelt Cielo de slaaporde. Ze mag dan een stoere vrouw zijn met gelakte nagels en zorgvuldig gekapte haren die niet maalt om met een rugzak te lopen over smalle bergpaadjes, ze wil beslist niet naast een vreemde man slapen, ook al slaapt ze in een slaapzak. Zodoende blijven er twee mogelijkheden over. Of zij slaapt helemaal vooraan bij de opening van de tent of helemaal achteraan met naast haar Oscar. Maar rekening houdend met dat ook Krullebol niet graag naast een vreemde man slaapt, stelt Cielo voor dat de twee meisjes tussen ons, d.w.z. Oscar en mij slapen. Prima idee. Oscar aan de voorkant van de tent, ik in het midden van de tent met links van Roberto. Humberto is onze bewaker achterin de tent.

Ik heb aan slapen in een tent heel goede herinneringen. Niet meer dan dundoek scheidt je van de buitenlucht, het geruis van de wind in de bomen, de geur van gras en groen, de geluiden van dieren en ’s morgens vroeg het zingen van de vogels.  Als het hard waait voel je meer wind. Als het regent ruik je de aarde, bloemen en struiken. Het is als ben je in een sprookje. Heel even in een andere wereld dan die van steen, asfalt, verkeer en mensen.

(wordt vervolgd)
 

vrijdag 22 april 2022

45. HET BELOOFDE LAND. KAMPEREN

Foto impressie van een Colombiaans dorpje in de bergen.

 

Nu we toch bezig zijn de toerist te spelen, zouden we graag nog meer van het land willen zien, maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Veel geld hebben we niet, niet om een grote reis te maken terwijl Colombia een groot land is, ongeveer zo groot als Frankrijk en Spanje samen. Het is geen Nederland waar je in een dag van noord naar zuid kunt rijden. 

Natuurlijk, een bezoek aan een toeristenplaatsje als Villa De Leyva kan altijd maar erg bevredigend is dat niet behalve als je onderweg nog wat interessante dingen tegenkomt zoals de vindplaats voor fossielen. Dat is op zich een klein avontuur. De Nederlanders die we tegenkomen, vinden dat de zoutkathedraal van Zipaquirá de moeite waard is om te bezoeken. Niet ver weg en toch leuk. Maar van ons hoeft dat niet. Te toeristisch en te weinig zeggend over het land en zijn bewoners. 

Als we ons erbij hebben neergelegd dat er geen reis door het land inzit, komt Oscar zo maar ineens uit de lucht vallen met het voorstel om een kampeertocht naar het zuiden van Colombia te maken.  Dat je in Colombia zou kunnen kamperen is nooit bij ons opgekomen. We doen niks liever en volgens Oscar is het geen enkel probleem. Oscar is net als ik bij de verkenners geweest en heeft daar hetzelfde geleerd als ik, tent opzetten, eten koken op en zelf gemaakt vuur, een poepdoos maken en meer van die dingen die je nodig hebt om staande te blijven in de natuur.  Hij houdt van kamperen net als wij.

Ons reisdoel is wat Oscar noemt de “estrecho del Rio Magdalena” in het ten zuiden van Bogotá gelegen departement Huila. Daar hoog in bergen dicht bij de bronnen en de beken die het beginpunt van de Rio Magdalena zijn, is de rivier ongeveer een meter breed. Niet ver daar vandaan ligt bij het dorp San Augustin het archeologisch park San Augustin, waar we nog nooit van gehoord hebben, maar dat zeker de moeite waard is om te bezoeken. Daarna gaan we een paar dagen naar de finca (boerderij) van zijn neef  in het binnenland. Ter afsluiting logeren we ook nog bij zijn ouders in Neiva waar ik, als ik dat wil enkele politici, tevens vrienden of bekenden van zijn vader, kan interviewen. 

Zijn vrouw Cielo en zijn twee trouwe vrienden Roberto en Humberto gaan mee.  Het valt me mee van Cielo dat ze mee gaat. Ze leek me een beetje verwende vrouw die graag comfort om zich heen heeft, haar kleren en make-up op orde, de nagels gelakt en de haren gekapt maar ze ziet niet op tegen het dragen van ene rugzak, in een tent slapen met meer mannen, buiten eten koken en een eind lopen. Nu snap ik waarom Oscar zo gek op haar is. Ze mag er dan altijd op en top uitzien, ze is ook niet bang om haar handen uit de mouwen te steken of zelfs vuil te maken.

(wordt vervolgd)