.Links zit Roberto nog bezig met wakker worden, dan Dora die een sinaasappel eet, Oscar bakt de patacanos (plat geslagen stukjes bakbanaan) en Cielo drinkt thee. |
En daar gaan we weer. Na de nachtbus, ontbijt en bank wacht ons de tocht naar San Augustin, nog eens vijf tot zes uur rijden. Maar voordat we verder gaan, slaan we twee flessen Vuurwater is, de letterlijke vertaling van Aguardiente, dé nationale jenever van Colombia. Geen water voor mannen met slappe knieën. Na veel geharrewar en onderhandelen nemen we een taxibusje dat ons voor 50 peso per persoon, dat is nog geen 3 dollar, naar San Augustin rijdt. De weg volgt zo goed en kwaad als het kan de Rio Magdalena, op deze hoogte vooral een flinke bergbeek. Het doet een beetje Zwitsres aan met een wat ruiger landschap en een minder onderhouden asfaltweg.
Langzaam maar zeker rijden we omhoog het gebergte in. Daarboven ergens ligt het stroomgebied met beken, watervalletjes en sloten van de Rio Magdalena die over meer dan duizend kilometer uitgroeit tot de langste en machtigste rivier van Colombia om bij de havenstad Baranquilla majestueus uit te monden in de Atlantische Oceaan, de haven waar we nog tijdens de Paasdagen voor anker hebben gelegen.
Even buiten het dorp, in een weiland op een zacht glooiende helling, pakken we onze rugzakken uit te beginnen met de tent. Ik ben weer de verkenner die ik in mijn middelbare schooljaren was. Ik zie de bekende in elkaar passende lichte aluminium pannetjes met losse greep voor op het houtvuur, de tent met tenthamer, tentharingen en scheerlijnen, de opvouwbare schop, de slaapzakken enz. Oscar heeft zelfs gedacht aan een dolk voor mij. Ik hang hem aan mijn riem alsof hij daar nooit is weg geweest.
Terwijl Cielo, Humberto en ik samen naar beneden in het dorp eten gaan kopen, richten Oscar, Krullebol en Roberto de tent in, leggen een vuur aan waarop we straks ons eten kunnen klaarmaken. Ons avondeten wordt rijst, aardappelen, bonen, platanos (bakbananen), suiker en zout. Het is met eten net als met slapen. Als je de hele dag buiten bent dan smaakt alles lekker, hoe eenvoudig het ook is klaar gemaakt. Cielo belt in de winkel naar huis om te melden waar we zitten en dat alles oké is. Nu voel ik me pas echt een kleine avonturier net als toen bij de verkenners.
Voor het slapen gaan, regelt Cielo de slaaporde. Ze mag dan een stoere vrouw zijn met gelakte nagels en zorgvuldig gekapte haren die niet maalt om met een rugzak te lopen over smalle bergpaadjes, ze wil beslist niet naast een vreemde man slapen, ook al slaapt ze in een slaapzak. Zodoende blijven er twee mogelijkheden over. Of zij slaapt helemaal vooraan bij de opening van de tent of helemaal achteraan met naast haar Oscar. Maar rekening houdend met dat ook Krullebol niet graag naast een vreemde man slaapt, stelt Cielo voor dat de twee meisjes tussen ons, d.w.z. Oscar en mij slapen. Prima idee. Oscar aan de voorkant van de tent, ik in het midden van de tent met links van Roberto. Humberto is onze bewaker achterin de tent.
Ik heb aan slapen in een tent heel goede herinneringen. Niet meer dan dundoek scheidt je van de buitenlucht, het geruis van de wind in de bomen, de geur van gras en groen, de geluiden van dieren en ’s morgens vroeg het zingen van de vogels. Als het hard waait voel je meer wind. Als het regent ruik je de aarde, bloemen en struiken. Het is als ben je in een sprookje. Heel even in een andere wereld dan die van steen, asfalt, verkeer en mensen.
(wordt vervolgd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten