Hebben wij in Nederland een soortgelijk boek als ‘Honderd Jaar Eenzaamheid’ van de Colombiaanse schrijver Garcia Marquez of het ‘Labyrint van de Eenzaamheid’ van de Mexicaanse dichter/schrijver Octavio Paz, waarin poëtisch, magisch, absurd en toch realistisch de geschiedenis van land en bewoners wordt verteld?
Niet dat ik weet. Een poëtisch spel van het woord, de absurde werkelijkheid en de magie van het universum zijn niet onze sterkste kant. We geven de voorkeur aan het verstandelijke, het logische en de letterlijkheid van het woord. We zijn eerder moralistisch dan magisch ingesteld. We hebben een schuld en afrekencultuur die ons protestantse verleden verraadt. Een verleden dat bestaat uit handel en scheepvaart, uit winst en verlies. Daarmee wil niet gezegd zijn dat er helemaal geen poëzie zou bestaan. Zo erg is het nu ook weer niet al dacht een Franstalige Brusselse van wel.
Tijdens onze gesprekken valt me het te binnen dat ik een schrijver/tekenaar ken die ons een poëtische en zelfs magische spiegel voorhoudt en dat is Maarten Toonder met zijn verhalen over de avonturen van ene Olievier B. Bommel en zijn vriend Tom Poes.
Toonder’s taalgebruik is lenig, poëtisch, magisch en realistisch tegelijk. De verhalen spelen zich af in een menselijke dierenwereld. De hoofdpersonen zijn geen mensen maar dieren die zich gedragen als mensen. Daarmee borduurt Maarten Toonder voort op een van de oudste bekende Nederlandse verhalen (ca.1260), de verhalen van Reinaert de Vos.
“De Reinaert van ‘Willem die Madocke maecte’, is een satirisch dierenverhaal, waarin de middeleeuwse maatschappij een spiegel voorgehouden krijgt. Je zou het van een dierenverhaal misschien niet zo snel verwachten, maar Van den vos Reynaerde kan gerust het hoogtepunt van de Middelnederlandse literatuur genoemd worden. Het is een satire op de middeleeuwse samenleving, waarin de auteur niet alleen de verschillende standen (geestelijkheid, adel, boeren), maar ook de middeleeuwse literatuur zelf (zoals de ridderliteratuur) op de hak neemt. (Van den vos Reynaerde Willem (die Madocke maecte), ca 1260.)
De verhalen van Toonder zijn vernoemd naar twee hoofdfiguren, de beer Olivier B. Bommel en de poes - hoe kan het anders? - Tom Poes. Bommel is een goed bedoelende maar omhoog gevallen burger dankzij het door zijn vader verdiende geld. Hij woont in een namaak kasteel vol met portretten en borstbeelden van hemzelf. Hij bootst de hoge adel na tot ergernis van de haan Markies de Canteclaer, in goed Nederlands Kant-en-Klaar, die wel in een voorvaderlijk kasteel woont.
Bommel en Canteclaer wonen nabij het stadje Rommeldam. Het stadsleven aldaar is het spiegelbeeld van het leven in een doorsnee stad in Nederland met zijn gewichtige burgemeester, zijn kordate commissaris ter handhaving van de orde, een kleine Club van welgestelden, enkele middenstanders, wetenschappers, een journalist met krant en zelfs twee boeven.
Dankzij zijn goede vader speelt voor Bommel geld geen rol zodat hij zich de luxe kan veroorloven op avontuur te trekken om de verveling te verdrijven en meteen ook ten strijde te trekken tegen onrecht binnen en buiten Rommeldam. Deze missie brengt hem in de meest vreemde, soms benarde avonturen zodat zijn vriend Tom Poes, het slimme ventje, hem uit de penarie moet redden.
Maar zoals te verwachten pakken de goede bedoelingen van Bommel bijna altijd verkeerd uit omdat hij als buitenstaander niet echt begrijpt hoe de vork in de steel zit, zeker niet als het gaat om verdwaalde vreemdelingen in vreemde verre landen. Bommel is wat dat betreft een ontwikkelingswerker avant la lettre.
Ik heb de verhalen van Tom Poes nooit van die kant bekeken. Er zit wel iets in wat je zegt.
BeantwoordenVerwijderen