Ik ben opgegroeid met de Franse filosoof Sartre.
Dat klinkt aanmatigend maar zo bedoel ik het niet. Hij hing in de
vorige eeuw als het ware in de lucht, zelfs in Nederland. Dat
verklaart de titel “De eeuw van Sartre” die de franse filosoof
Bernard- Henri Levy gaf aan zijn filosofische zoektocht naar Sartre
(Bert Bakker, Amsterdam 2004). Hij was als de zwevende pollen van de
paardebloemen in het voorjaar. Als Toon Hermans zong over trui
artiesten die zingen van kroegen en de dood, moest ik aan Sartre
denken.
Voor mij was hij een zwartkijker voor wie menselijke
vrijheid meer een last is dan een vreugde. Liefde tussen mensen en dus ook solidariteit is onmogelijk want door de blik van de ander
wordt een mens ontmenselijkt in plaats van vermenselijkt. Een blik
van liefde heeft het begin van ontmenselijking al in zich. Er is geen hoop
dat daar ooit verandering in komt. Er is geen toekomst. Met deze opvattingen ging Sartre tegen mijn diepste intuïties over liefde, leven en
dood in.
Maar waarom wordt iemand zonder hoop op enige
toekomst voor de mensheid dan toch communist en zelfs Maoïst? Die geloven immers wel
nadrukkelijk in de toekomst, in een nieuwe mens die solidair in gemeenschap zal leven, in de mogelijkheid
van het paradijs op aarde? Zijn bekering tot het communisme paste in
ieder geval in de geest van de tijd. Linksigheid en rebellie hingen in de jaren zestig van de vorige eeuw net zo in lucht als Sartre zelf dankzij de
naoorlogse babyboom generatie.
Maar ik verdacht hem er ook van een kamergeleerde
te zijn die het leven problematiseert in plaats van het te (be)leven, iemand die
leer en leven, woord en daad niet kan laten samenvallen. Je schrijft over van alles maar verbindt er voor je eigen leven geen gevolgen aan.
Dat zou een tegenvaller zijn voor iemand die de mens centraal stelt in zijn filosofie.
Er was nog zo'n tegenvaller. Ondanks zijn bewering dat liefde tussen
2 mensen onmogelijk is, de blik van de een maakt immers altijd en
overal van de ander een object, had hij toch een verhouding met de
Franse schrijver en feministe Simone de Beauvoir. Ging het hem enkel
om de seks en erotiek? Maar hij zag haar toch ook als een kameraad, iemand
met wie je blijkbaar op vertrouwensbasis door het leven kon en dat is
dus meer dan lichamelijkheid.
Op mijn vakantiereis in Cuba (2008) kwamen al deze
gedachten weer boven toen ik daar het fotoboek “Sartre por Korda”
(cuba-imagen 2006) vond, een verslag van het bezoek
dat Sartre met zijn Simone in 1960 aan Cuba bracht. Ik zie op de
foto's twee Franse intellectuelen die zich onwennig bewegen in de
Cubaanse revolutionaire wereld.
Simone poseert schattig met haar handtasje op enige afstand met een groepje vrouwelijke bouwvakkers.
Zou ze dat thuis in Frankrijk ook hebben gedaan? Ik zie Sartre onwennig een Cubaanse sigaar opsteken daarbij geholpen door Che
Guevara, toen nog hoofd van de Cubaanse Centrale Bank. Het doet me
denken aan onze eigen schrijver Harry Mulisch die zich ook liet
meeslepen door Fidel Castro en zijn revolutie (Harry Mulisch, Het
woord bij de daad, getuigenis van de revolutie op Cuba, Amsterdam
1968). Ook hij zag de nieuwe mens in wording op Cuba. Dat Mulisch
daar in geloofde, kan ik vatten maar van iemand als Sartre die een
wereldbekende filosoof was geworden omdat hij juist het tegendeel had
beweerd, is dat moeilijk te begrijpen.
Hoe ver Sartre en zijn kameraard Simone gingen in
hun bewondering voor Castro en de Cubaanse revolutie beschrijft Levy
in het hoofdstuk “De waan van het tijdperk” in de paragraaf
getiteld “Zijn vriend Castro” aan de hand van het boven genoemde
bezoek van Sartre en De Beauvoir aan Cuba.
“Cuba. De waanzinnige, onbegrijpelijke teksten
die volgen op zijn reis naar Cuba. Het is de lente van 1960. het
nieuwe regime is pas twee jaar oud. Maar door een onafwendbaar
automatisme, waaraan men Sartre overigens vanaf zijn allereerste
reportages herkent, het klassieke automatisme van een toenemende
radicalisering, vertoont het reeds de belangrijkste tekortkomingen
van het Midden en Oost-Europese socialistische regimes: bijzondere
rechtbanken, muilkorven van de pers, massale executies zonder vorm
van proces in de gevangenissen van Havana en Santa Clara,
concentratiekampen, schervengerichten waarbij tot hysterie gedreven
massa's, net als in het oude Rome, verdachten ter dood veroordelen
door hun duim naar de grond te laten wijzen, de arrestatie van
Huberto Matos, de marginalisatie of liquidatie van alle democratische
of gewoon Fidel-vijandige leiders, kortom; de ineenstorting van de
democratische facade die de eerste maanden van het regime de
totalitaire tendensen camoufleerde. En Sartre staat weer op de
barricades, zwerft met Simone de Beauvoir drie dagen in gezelschap
van Castro over het eiland en doet als hij terug is in zestien
artikelen voor France-Soir verslag van zijn wonderbare avontuur:
Castro overdag... Castro 's avonds...de revolutie overdag en 's
avonds, zonder rust of respijt... kom vroeg, om middernacht...het
jaar 1 van het nieuwe decennium en de wereldrevolutie...De Castro van
de stad en de Castro van het boerenland... Castro in zijn 'barbudo'
uniform...Castro en de landhervormingen...Castro, vriend van het
volk...Castro op zijn hurken in het stof om een koelkast te repareren
of het ontwerp van een huis te tekenen...Castro, de strijder en de
boer... de heilige Castro, de komediant... en Sartre, en Castor, die
alles pikken, alles slikken, voortdurend verrukt zijn over de
wonderbaarlijke populariteit van hun gastheer – internationale
uilskuikens, hogepriesters van het nieuwe geloof: 'Ik groet in u het
humanisme,' herhaalt Sartre onveranderlijk tegen zijn
gesprekspartners. En zij klapt uitgelaten in haar handen en geeft
haar kameraad opgewonden stompjes:'Het bestaat! We kunnen zeggen dat
het bestaat!” (blz. 349-351 in genoemd boek)
Zo gaat het nog een pagina lang verder. Levy
krijgt er niet genoeg om de dwaasheden van Sartre en zijn vriendin
breeduit te etaleren. Die dwaasheden komen trouwens overeen met die
welke ik gelezen heb in het al eerder genoemde boek van Harry
Mulisch, met wat de Nicaraguaanse priester dichter Ernesto Cardenal
schrijft in zijn boek “En Cuba” (Buenos Aires 1972) en de
Braziliaanse bevrijdingstheoloog Frei Betto in zijn boek 'Fidel y la
religion' ( Ocean Sur 2006). Uit al deze boeken spreekt een mateloze
bewondering voor de persoon Fidel Castro en de Cubaanse revolutie.
Elke kritische distantie is als sneeuw voor de zon verdwenen. Ze
belijden hun geloof in Fidel en de Cubaanse revolutie zoals anderen
zich overgeven aan sekte leiders of fundamentalistische predikers.
Castro blijkt de wonderdoener te zijn waar zij blijkbaar al lang op
wachten. Hij vervult als het ware al hun dromen over de toekomst van
de mensheid met zijn nieuwe mens.
Hoe kon de filosofische zwartkijker Sartre zich zo
laten verleiden tot een bijna hysterische bewondering voor revolutionairen als Fidel
Castro en Che Guevara? Waarom bewonderde hij de Cubaanse revolutie,
verdedigde hij zelfs het Stalinisme en werd zelfs Maoïst? Dat
zijn onderwerpen voor een volgende blog.
Heb op de middelbare school nooit veel mee gekregen over Sartres communistische sympathieën. Alleen over zijn existentialistische theorie. Mag ik trouwens zeggen dat ook ik me nog steeds voel aangetrokken tot de persoon Che Guevara?
BeantwoordenVerwijderenDat mag je zeggen maar voor mij is hij een links fundamentalistische intellectueel. Hij liet mensen zonder vorm van proces doodschieten en dacht dat hij wel eventjes in Bolivia revolutie kon maken. Ik hoop dat jij niet zo gek bent.
VerwijderenEn een intellectueel met bloed aan zijn handen die zich daar - getuige zijn uitspraken over de processen en executies in Cuba na 1959 en volgende jaren - niet voor schaamde. Zijn uitspraak over de Cubaanse rakettencrisis spreekt boekdelen:
BeantwoordenVerwijderen"Wij beklemtonen dat we verder moeten gaan op het pad van de bevrijding, zelfs als dit miljoenen atoomslachtoffers kost. Het Cubaanse volk probeert onverschrokken op te rukken naar het bloedbad, dat echter de uiteindelijke verlossing zou inluiden".
(1962, ter gelegenheid van de crisis rond de Sovjet-rakettenbasis in Cuba, die de wereld aan de rand van een atoomoorlog bracht. Werd later gepubliceerd in Havana, Verde Olivo, 6.10.1968.
Van iemand die de misdaden van Stalin goedpraatte kun je zoiets verwachten. Dat een vooraanstaand intellectueel zo diep kan zinken.
VerwijderenVoor iedereen die geïnteresseerd is in het echte Cuba: Ik heb een roman geschreven die zich afspeelt in Havana. De roman heet Manto Negro. Voor meer informatie en boekfragmenten kun je terecht op www.mantonegro.nl. Hier is het boek ook te bestellen.
BeantwoordenVerwijderenDe hoofdpersoon van Manto Negro leidt een heerlijk leven in Havana. Elke ochtend wordt hij schaterlachend wakker. Ook al woont hij niet helemaal legaal in Cuba en overtreedt hij soms een paar wetten, iedere keer als er problemen dreigen weet hij met een beetje vindingrijkheid en de inzet van zijn contacten een oplossing te vinden. Maar als zijn vriendin onder onduidelijke omstandigheden wordt gearresteerd en naar de vrouwengevangenis Manto Negro wordt gestuurd lijkt hij steeds minder grip op de situatie te krijgen. Met toenemende frustratie daalt hij af in een wereld die hij in het geheel niet naar zijn hand kan zetten. Een roman over de rauwe werkelijkheid van het leven in Havana, die een stuk verder gaat dan kwieke bejaarden die op de muziek van Buena Vista Social Club dansen.
Kijk ook op https://www.facebook.com/MantoNegroNovel