Deze foto is van een campesino, een overlevingslandbouwer, met zijn gezin staand voor hun lemen huisje in het veld. De foto is in 1978 gemaakt.
Om kennis en ervaring op te doen met landbouw op kleine schaal zou de Wageningse huisfilosoof Michiel Korthals een tijdje moeten gaan wonen in het Mexicaanse dorpje San Miguel Regla in de gemeente Huasca in de bergen ten noorden van Mexicostad op ongeveer anderhalf uur rijden. Dat dorpje is een voorbeeld van de lotgevallen van boeren die moeten leven van “kleinschalige” of “overlevingslandbouw.
Die overlevingslandbouw gaat terug tot de Mexicaanse revolutie van 1917 -1920 en ver daarvoor. De Mexicaanse revolutie was een boerenopstand tegen de grootgrondbezitters die hun toch al enorme suikerplantages uitbreidden ten koste van de grond van de dorpsgemeenschap. Dorpsgemeenschappen werden daardoor nog armer.
De revolutie ontmantelde haciënda’s en herstelde het eigendomsrecht van de dorpen op hun gemeenschappelijke grond en gaven hun bij wet het recht op zelfbeslissing over het gebruik van de grond behalve verkoop. Maar aangezien de revolutionaire regering niets ondernam om landbouw te moderniseren door middel van landbouwonderwijs, ruilverkaveling, kredietverlening, beter zaaigoed, mogelijkheden tot vermarkting, kunstmest enz. zakten de dorpen weer weg in armoede. Armoede die in de loop van de jaren alleen maar erger werd als gevolg van de verdeling van de grond onder kinderen.
Hun huizen zijn onveranderd gebouwd van houten palen met daartussen muren van leem vermengd met stro. De vloeren zijn van zand, het dak van stro, riet en enkele zelf gebakken pannen. Behalve een, bed, een tafel en enkele zelf gemaakte stoelen is er geen huisraad. De weinige kleren die men heeft, hangen aan spijkers in de muur.
De muren worden met kalk gewit als bescherming tegen zon en gedierte. Om het huis lopen kippen, een paar geiten en een enkele koe. Wat verderop staat een veld met maïs, bedoeld voor meel ter bereiding van de dagelijkse tortilla, volksvoedsel nummer een in Mexico.
Het zal duidelijk zijn dat de ongeveer 50 gezinnen in het dorp niet genoeg hebben om zelfs maar minimaal van te leven. Iedereen probeert dus op een of andere manier bij te verdienen, hoe gering ook.
Een van de bijverdiensten is je paard verhuren aan de bezoekers van het hotel midden in het dorp, een voormalige Hacienda waar zilver werd gewassen dat gewonnen werd in verderop gelegen mijnen. Sommigen hadden het geluk ooit in de zilvermijn te werken.
Zo ook de oom van mijn vriend. Maar de mijn die al sinds de Spaanse kolonisatie bestond, was uitgeput en ging dicht. De oom werd werkloos en viel noodgedwongen terug op overlevingslandbouw op zijn stukje gemeenschapsgrond. Zijn schaarse spaargeld dankzij de zilvermijn verdween als sneeuw voor de zon toen zijn vrouw kanker kreeg. De kostbare behandeling kon niet voorkomen dat ze binnen de kortste keren stierf.
De gebouwen van de Hacienda met aanliggend meer, die tijdens de Mexicaanse revolutie van 1917-1919 officieel overgedragen werden de dorpsgemeenschap, kwam op dubieuze wijze in handen van een vereniging van artsen uit Mexicostad (Mexico is een van de meest corrupte landen in de wereld). Die maakten er een clubhotel met restaurant van. Zodoende kwamen er in het dorp mogelijkheden voor een kleine bijverdienste in de vorm van verhuur van paarden aan de bezoekers, schoonmaaksters, bedienden enz. Veel was het niet en het dorp bleef arm.
![]() |
Een opa met zijn twee kleinkinderen hoedt de koeien een eindje buiten het dorp. De enkele koe dient vooral om het schamele dieet van een campesino gezin aan te vullen met wat melk van de koe. |
Op initiatief van de overheid kwam er voor de gehele regio een plan voor de ontwikkeling van recreatietoerisme voor de bevolking uit de intussen uit de kluiten gewassen hoofdstad Pachuca van de staat Hidalgo. Die stad kende sinds de jaren zestig een bevolkingsexplosie als gevolg van de trek van het platteland naar de stad, op gang gebracht door de armoede.
Een deel van de dorpsgronden waaronder ook het meer van de hacienda (dankzij hulp van buiten kreeg de gemeenschap het meer met omliggend bos weer in handen) werd een recreatiepark in eigendom en beheer van de dorpsgemeenschap bestaande uit ongeveer 50 boerengezinnen. Het hart van het park is het meer met daar omheen bossen, restaurants waar je op lokale wijze gekweekte forellen kunt eten, een zwembad met glijbaan en kleine winkeltjes die door de vrouwen van de boeren beheerd worden.
De regio wordt gepromoot door de overheid onder de naam van Pueblo’s Magicos (betoverde dorpen), een marketing concept bedacht om toeristen uit Pachuca en verder te lokken. Het plan werkt min of meer en het dorp kreeg zowaar extra inkomsten. Geen inkomsten om over naar huis te schrijven maar toch een zekere verbetering ten opzichte van vroeger.
De overlevingslandbouw verdween naar de achtergrond. Men zette op zijn lap grond kleine vakantiehuisjes, legde een zwembad aan of begon een restaurant. Deze of gene verbouwt nog wat maïs maar moet vaststellen dat het financieel en het werk zelf niet de moeite waard is. De opbrengst staat tot geen verhouding van de kosten en de inspanningen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten