In het ziekenhuis |
Na enige tijd kwam de vriendelijke assistente kijken hoe het ging. Ze scheurde wat vellen met grafieken los, wierp er een blik op en rende weg waarbij ze nog riep dat ze zo terug zou zijn. Ik bleef ijverig door trappen. Ineens waaide de assistente met Hartberg zelf binnen. Ze riep paniekerig dat ik onmiddellijk van de fiets moest stappen en op bed gaan liggen. Verbouwereerd stopte ik met trappen en hees me van de fiets. Ze drong aan dat ik op bed moest gaan liggen.
Ze bogen zich over het restant grafieken wat ik in die tussentijd nog bij elkaar had gefietst. Hartberg nam de koe bij de hoorn. Ik stond op het punt een hartinfarct te krijgen en moest derhalve onmiddellijk, maar dan ook onmiddellijk naar het ziekenhuis. Ik begreep er niks van. Ik voelde me prima en had net nog op de fiets gemerkt dat ik nog steeds fit genoeg was om er flink de sokken in te zetten. Waar hadden ze het over?
Zonder enige uitleg, behalve dat ik op het punt stond een hartinfarct te krijgen, werd mij bevolen naar het ziekenhuis te vertrekken alwaar ik na een telefoontje van Hartberg als hartpatiënt zou worden opgenomen. Ik zag dat niet zitten. En mijn vrouw dan die zit thuis en weet van niks en moest ik dan geen spullen meenemen en moest de auto daar dan maar blijven staan? Maar al die bezwaren telden niet. Ze hielden het pistool van het dreigende hartinfarct zo scherp gericht op mijn borst totdat ik mij zou overgeven. Ik weigerde om meteen vanuit de praktijk naar het ziekenhuis te gaan. Ik hield stand.
Eerst naar huis, mijn vrouw inlichten, spullen ophalen en dan naar het ziekenhuis. Hartberg stelde een nieuw plan op. Morgenvroeg om zeven uur moet ik me melden bij Spoed in het ziekenhuis Middelheim in Antwerpen. Hij zorgt ervoor dat ze op de hoogte zijn zodat ik onmiddellijk kan worden opgenomen. Aldus afgesproken vertrok ik naar huis. Met mijn hand op de deurklink roept de assistente mij nog na “en geen seks vannacht”. Alsof mijn hoofd daar nog naar stond.
Mijn vrouw is gelukkig niet het paniekerige type. Zij is in de loop der jaren gewend geraakt aan avontuurlijke onzekerheden. Dat kon ook moeilijk anders met mijn werk bij de Verenigde Naties en nu bij de internationale vakbeweging . Ze zoekt samen met mij de benodigde spullen voor een ziekenhuisverblijf bij elkaar en doen het in een rolkoffertje, mijn reiskoffertje voor Europese vluchten. Om zeven uur stipt in de ochtend staan we bij de Spoed van het ziekenhuis Middelheim in Antwerpen. IK word meteen in een rolstoel naar mijn ziekbed gebracht.
Ik heb al veel ziekenhuizen ook in Vlaanderen meegemaakt en ik ben er nog altijd goed uit gekomen. Ik maak me niet al te ongerust. Van nu af aan ben ik in handen van artsen, verpleegsters en aanverwante hulpgevers. Dat is nu eenmaal zo. In Vlaamse ziekenhuizen is men buitengewoon vriendelijk en gedienstig ondanks dat het toch reusachtige ziekenhuizen zijn, vooral het academisch ziekenhuis in Leuven. Ondanks dat is de menselijke maat van de zieke mens er niet verloren gegaan.
De volgende dag al word ik naar de operatiekamer gereden. Een arts met een voor mij vreemd accent heet me welkom en gaat in de operatiekamer naast mijn bed op wieltjes zitten. Met balpen en een papiertje legt hij me uit wat hij en zijn gevolg met me gaan doen. Hij maakt een primitieve tekening van mijn hart met bijbehorende bloedvaten. Hier en daar staat een streep dwars door een bloedvat. Die zijn dicht geslibd waardoor er geen bloed meer doorheen kan. Dat mijn hart het toch is blijven doen komt omdat het bloed uit eigener beweging nieuwe wegen langs de haarvaten heeft gezocht om het hart te blijven voeden. Het lichaam is een wonder.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten