dinsdag 25 september 2018

DE EENZAAMHEID VAN DE ONGELOVIGE 58

 
Eindexamenklas HBS-B, 1964
Achterste rij van links naar rechts: 
Anton van der Heijden, Harry Boeijen, Siegfried Tecla, 
Theo Kaal, Ad Cosijn, Piet Loermans,  Willy van de Werf, 
Cees Keijzers, Piet de Vries en Theo Dooper.
Vooraan van links naar rechts: Pieterinck Sjollema, Jan Vedder, 
Piet Bannenberg, Tinie van Schijndel, Piet Nelissen, 
Jacques Albers en Jan Binnendijk.

Ondanks mijn drukke liefdesleven van hand in hand wandelen door bos of stad, fietsen langs de Maas, de zondagse mis bijwonen, koffie drinken bij Venezia en dansen in de weekeinden, ga ik over naar het laatste jaar van de HBS. Het voelt alsof God’s zegen rust op studie en liefdesleven ondanks de waarschuwing van de paters dat je er niet te vroeg mee moet beginnen. Ik maak het nieuwe schooljaar en het eindexamen zonder al te grote toestanden af.

We krijgen van pater rector in de aula ons diploma, dezelfde pater rector die mij een paar jaar eerder nog zo gewaarschuwd heeft dat de Volkskrant bezorgen niet past voor een scholier van het Titus Brandsma Lyceum. Nu waarschuwt hij ons allemaal, maar dan voor een te vroeg liefdesleven. Eerst de school en dan de liefde, alsof je dat op commando kunt regelen. Maar ik begrijp zijn zorgen. Liefde is passie en dat brengt onrust, onzekerheid en geestelijke wanorde of zelfs paniek. Daar gaan de schoolprestaties vast onder lijden, vindt hij. Gek genoeg werkt het bij mij andersom. Door de liefde heb ik rust en geestelijke orde.

Mijn moeder, die bij bij plechtigheden toch altijd al zenuwachtig is, wordt vuurrood in haar gezicht bij de waarschuwende woorden van een zo belangrijk man als de pater rector. Ze beseft dat het vooral over mij gaat en dat heeft ze liever niet zo in de openbaar. Het doet afbreuk aan haar trots dat ik de HBS toch heb afgemaakt. Gelukkig is het gauw voorbij en kan ik samen met mijn moeder en haar moeder, mijn oma, een ring met een zwarte steen gaan kopen ter herinnering aan deze belangrijke stap naar een nieuw leven.

Maar wat voor een leven? Ik heb geen idee. Toekomstplannen, idealen of een of andere beslist na te jagen grote droom heb ik niet. Ooit in de zondagse mis predikte een missiepater uit Nederlands Nieuwe Guinea over zijn werk onder de arme mensen daar ginder. Dat vond ik wel wat, arme mensen in den vreemde helpen maar dan niet als pater. In de zesde klas van de lagere school maakte ik samen met buurjongen J. plannen om te gaan helpen bij de bouw van het Brokopondo stuwmeer in Suriname. We zouden samen water en wegenbouw gaan studeren. Het plan is in de loop der jaren verwaterd.

(verschijnt elke dinsdag)

2 opmerkingen: