Terwijl de reiziger dankzij nieuwe technieken zijn belevenissen steeds vaker fotografisch vastlegde, de ontwikkeling van de fotografie heeft veel te danken aan de reiziger, sloeg de schilder onder invloed van nieuwe schilderkunstige impulsen heel nieuwe wegen in. Het schilderkunstige realisme in kleur, vorm en perspectief werd aan kant gezet. Kleur en vormen werden nog meer dan voorheen onderdeel van de expressie, figuratief of abstract, van de ideeën en gevoelens van de schilder.
Een van de eersten die dat radicaal doorvoerde in zijn werk was de Franse schilder Cezanne. Hij schilderde de berg bij zijn huis op tientallen verschillende manieren waarbij hij de tot dan toe geldende schilderkunstige wetten van het veronderstelde realisme, zoals perspectief , “natuurlijke” kleuren en vormen zo goed als afschafte. Tot verbijstering van het publiek schilderde hij de berg zoals hij hem zag en beleefde. Dat was ongehoord en “not done”. Men vond dergelijke schilderkunst geen kunst. Zo kon iedereen schilderen, zelfs kinderen.
Grote schilders als van Gogh, Picasso, Matisse volgden zijn voorbeeld sommigen nog radicaler dan voor mogelijk werd gehouden. Zij ervoeren de nieuwe schilderkunstige stappen van Cezanne en zijn volgers als een bevrijding. Eindelijk geen academisch vastgelegde schilderkunstige normen meer, maar de vrijheid om dat wat in je hoofd en hart zit uit te beelden naar eigen inzicht en gevoel. Het gevolg was groeiend onbegrip tussen schilder en publiek. Dat onbegrip duurt voort tot op de dag van vandaag. Het brede publiek snapt niet waar de schilder het over heeft. Schilderkunst is door de individuele vergeestelijking van de schilder moeilijker toegankelijk geworden voor het publiek.
Er is sprake van een nieuwe uitdrukking, een nieuwe vergeestelijking waarin ook de schilders zoekende zijn. De oude Griekse en Romeinse mythen, de Christelijke verhalen hebben afgedaan als geestelijke basis voor een schilderij. De schilder moet nu vooral bij zichzelf op zoek gaan naar zijn geestelijk leven en hoe hij dat in zijn schilderwerken wil uitbeelden. Hij schuwt daarbij de abstractie niet. Naarmate de tijd vordert groeit de abstractie tot er slechts kleur, vorm en plat vlak overblijft zoals bijvoorbeeld bij Roy Lichtenstein en Mondriaan.
Het publiek staat er onthand bij. Konden zij zich vroeger vastklampen aan de werkelijkheid, de Bijbelse verhalen, opvattingen over schoonheid en ambachtelijke kunstigheid nu moet ook zij te rade gaan bij zichzelf en de schilder. Hoe kun je anders bijvoorbeeld Mondriaan begrijpen? Je moet je verdiepen in zijn zoektocht naar wereld en geest. Dat kost inspanning en de wil om het te begrijpen. Je moet je de nieuwe vergeestelijking eigen maken en dat is moeilijk, soms heel moeilijk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten