Bovenste stuk van het middenpaneel van het Drieluik van Jheronimus Bosch "De verzoekingen van de H.Antonius", Musea Arte Antigua te Lissabon.
Het middenpaneel van het Antonius Drieluik van Jheronimus
Bosch ademt de sfeer uit van een heksensabbat en een zwarte of satansmis. Dat
laatste schrijft ook de door mij al eerder aangehaalde Jeanine van Waadenoijen
in haar boek “De ‘geheimtaal van Jheronimus Bosch, een interpretatie van zijn
werk”: “Men heeft in de scène wel de viering van een zwarte mis willen zien en
het bewijs van Bosch’ bekendheid met magische praktijken.” (blz.92)
De zwarte mis was bekend in de volksmond en daar deden
natuurlijk allerlei geheimzinnige beweringen over de rondte. Zeker in de
Middeleeuwen moet er een geweldige aantrekkingskracht uitgegaan zijn van het
idee dat er een zwarte missen ter ere van de satan zouden worden gehouden ter
bevrediging van allerlei zondige lusten. Zoiets prikkelde de fantasie en
verklaarde wellicht meteen ook het kwaad dat de Middeleeuwer in de vorm van
zoveel ziekten omringde.
Volgens mij was Bosch de schilder van deze volkse
fantasieën, juist om te laten zien hoe verderfelijk, misleidend en verleidelijk
ze waren. Niet voor niks zit de Heilige Antonius midden in het paneel aan een
soort communiebank, onaangeroerd door de duivelse praktijken om hem heen, maar
omkijkend naar ons en wijzend naar Christus aan het kruis in de verte in een
kleine zijkapel. We zijn oog gericht houdt op de lijdende Christus, kan de
verzoekingen van duivels en heksen weerstaan zo is de boodschap van Bosch.
Dat het gaat om een zwarte mis blijkt uit het feit dat de
scène zich afspeelt in een ruïne die sterk op een kerk lijkt. Bosch zit aan een
soort communiebank, Christus aan het kruis staat in een zijkapel. In een zwarte
mis wordt vooral het geloof bespot dat tijdens de mis brood (hostie) en wijn
zouden veranderen in het vlees en bloed van Christus. De negerin links van wat
een voornaam paar lijkt te zijn waarvan de vrouw tot het rijk der doden
behoort, houdt een schaal omhoog met een pad en een ei dat verdacht veel op ene
hostie lijkt. Er wordt wijn gedronken en gedobbeld. Rechtsonder bij de pilaar staan
valse priesters uit een boek voor te lezen zoals dat ook tijdens de mis
gebeurt. Allemaal duivelse zaken.
Ook andere details wijzen er op dat we hier te maken hebben
met een duivels gezelschap “zoals de staartachtige onderdelen in de
kleding” en “als ze geen duivelen
zijn, zijn ze wel een duivelse begoocheling, in ieder geval zijn ze hier de
belichaming van het ten verderve voerende lichtzinnige aardse vertier. Daarop
wijzen ook de oude vrouw met haar lange neus, in wie we de bekende
koppelaarster kunnen herkennen, en de wonderlijke gedaante naast haar van een
man man die slechts bestaat uit een hoofd en een achterwerk met een paar benen,
wat doet denken aan een spreekwoord als ‘het is gat aan kop, en buik aan borst’
waarmee een veelvraat werd bedoeld. De gulzigraad houdt op de knie van zijn
gebogen, gesokte been een wijnbeker in evenwicht, terwijl aan zijn gestrekte
been een laars is gestoken. Over de mogelijke betekenis daarvan kan de volgende
aan de Middelnederlandse literatuur ontleende zin opheldering geven: ‘si
ghieten den drank door hoor keel als door een laerse ende si maken een sluse
van haren mont’.” (blz.91 en 92)
Boven het geschetste tafereel vliegt van alles rond . Dat
sluit aan bij wat geschreven staat over de heksensabbat. Kenmerkend voor die
bijeenkomsten was dat de heksen er naar toe vlogen wat uiteraard
tegennatuurlijk er derhalve duivels was. Boven de brandende stad lijkt zelfs
een soort luchtoorlog aan de gang te zijn tussen heksen of duivels en de stad.
Vandaar dat de stad in brand staat.
Aan de naakte vrouw te zien, rechts van de kerkruïne, vindt
in het merkwaardige gebouw met daar omheen een tent, vermoedelijk een orgie
plaats. Ook dat was kenmerkend voor de heksensabbat. Naar men veronderstelde
copuleerden heksen met de duivel na eerst zijn kont gekust te hebben. De
uitspraak ‘hij kust de kont van de duvel’ ken ik uit mijn jeugd. Daar werd dan een vleier mee bedoeld (
in het Vlaams ‘mouwveger’).
Ik denk daarom dat Bosch vooral volkse spreuken, fantasieën
en gedachten in beeld heeft gebracht. Het schilderij moet dan ook in zijn tijd
voor de gewone man en vrouw begrijpelijk geweest zijn, ook de moraliserende
inhoud ervan. Tegelijk moet het toen ook al voor de kijker fascinerend geweest
zijn om in beeld te zien waarover zoveel gepraat en gefantaseerd werd.
Blijven toch prachtige schilderijen om naar de kijken. Waarbij voor de argeloze kijker er nog veel meer te ontdekken als er een uitvoerige uitleg bij gegeven wordt van de beelden die gegeven worden. Dat heb je dan ook gedaan. Prima!
BeantwoordenVerwijderenIk vraag me wel af of de kijker toen ("volks" zoals je dat noemt) dat dan wel allemaal meteen zo in de smiezen had.
Het is een prachtig schilderij en je geeft er interessante informatie over. Ik vraag me wel af hoeveel 'volkse' kijkers het te zien hebben gekregen. Heeft het, in de tijd waarin men de symboliek ervan nog begreep, ooit in een openbare ruimte gehangen ?
BeantwoordenVerwijderen@aadverbaast en @de Stripman
BeantwoordenVerwijderenDrieluiken werden gemaakt voor kerken dus dit schilderij is vermoedelijk bestemd geweest voor een kerk die aan de H. Antonius was gewijd. Aangezien er in de tijd van Bosch de Antoniusbroeders nog bestonden, moeten er ook kerken geweest zijn die aan de H.Antonius gewijd waren. Het is niet onwaarschijnlijk dat de opdracht voor het schilderij van zo'n Antoniusbroederschap afkomstig was. Op uitzonderingen na was het kerkvolk toen volks.