woensdag 7 december 2011

ZWARTE MIS EN HEKSENSABBAT BIJ JHERONIMUS BOSCH

Bovenste stuk van het middenpaneel van het Drieluik van Jheronimus Bosch "De verzoekingen van de H.Antonius", Musea Arte Antigua te Lissabon.

Het middenpaneel van het Antonius Drieluik van Jheronimus Bosch ademt de sfeer uit van een heksensabbat en een zwarte of satansmis. Dat laatste schrijft ook de door mij al eerder aangehaalde Jeanine van Waadenoijen in haar boek “De ‘geheimtaal van Jheronimus Bosch, een interpretatie van zijn werk”: “Men heeft in de scène wel de viering van een zwarte mis willen zien en het bewijs van Bosch’ bekendheid met magische praktijken.” (blz.92)
De zwarte mis was bekend in de volksmond en daar deden natuurlijk allerlei geheimzinnige beweringen over de rondte. Zeker in de Middeleeuwen moet er een geweldige aantrekkingskracht uitgegaan zijn van het idee dat er een zwarte missen ter ere van de satan zouden worden gehouden ter bevrediging van allerlei zondige lusten. Zoiets prikkelde de fantasie en verklaarde wellicht meteen ook het kwaad dat de Middeleeuwer in de vorm van zoveel ziekten omringde.
Volgens mij was Bosch de schilder van deze volkse fantasieën, juist om te laten zien hoe verderfelijk, misleidend en verleidelijk ze waren. Niet voor niks zit de Heilige Antonius midden in het paneel aan een soort communiebank, onaangeroerd door de duivelse praktijken om hem heen, maar omkijkend naar ons en wijzend naar Christus aan het kruis in de verte in een kleine zijkapel. We zijn oog gericht houdt op de lijdende Christus, kan de verzoekingen van duivels en heksen weerstaan zo is de boodschap van Bosch.

Dat het gaat om een zwarte mis blijkt uit het feit dat de scène zich afspeelt in een ruïne die sterk op een kerk lijkt. Bosch zit aan een soort communiebank, Christus aan het kruis staat in een zijkapel. In een zwarte mis wordt vooral het geloof bespot dat tijdens de mis brood (hostie) en wijn zouden veranderen in het vlees en bloed van Christus. De negerin links van wat een voornaam paar lijkt te zijn waarvan de vrouw tot het rijk der doden behoort, houdt een schaal omhoog met een pad en een ei dat verdacht veel op ene hostie lijkt. Er wordt wijn gedronken en gedobbeld. Rechtsonder bij de pilaar staan valse priesters uit een boek voor te lezen zoals dat ook tijdens de mis gebeurt. Allemaal duivelse zaken.
Ook andere details wijzen er op dat we hier te maken hebben met een duivels gezelschap “zoals de staartachtige onderdelen in de kleding”  en “als ze geen duivelen zijn, zijn ze wel een duivelse begoocheling, in ieder geval zijn ze hier de belichaming van het ten verderve voerende lichtzinnige aardse vertier. Daarop wijzen ook de oude vrouw met haar lange neus, in wie we de bekende koppelaarster kunnen herkennen, en de wonderlijke gedaante naast haar van een man man die slechts bestaat uit een hoofd en een achterwerk met een paar benen, wat doet denken aan een spreekwoord als ‘het is gat aan kop, en buik aan borst’ waarmee een veelvraat werd bedoeld. De gulzigraad houdt op de knie van zijn gebogen, gesokte been een wijnbeker in evenwicht, terwijl aan zijn gestrekte been een laars is gestoken. Over de mogelijke betekenis daarvan kan de volgende aan de Middelnederlandse literatuur ontleende zin opheldering geven: ‘si ghieten den drank door hoor keel als door een laerse ende si maken een sluse van haren mont’.” (blz.91 en 92)

Boven het geschetste tafereel vliegt van alles rond . Dat sluit aan bij wat geschreven staat over de heksensabbat. Kenmerkend voor die bijeenkomsten was dat de heksen er naar toe vlogen wat uiteraard tegennatuurlijk er derhalve duivels was. Boven de brandende stad lijkt zelfs een soort luchtoorlog aan de gang te zijn tussen heksen of duivels en de stad. Vandaar dat de stad in brand staat.

Aan de naakte vrouw te zien, rechts van de kerkruïne, vindt in het merkwaardige gebouw met daar omheen een tent, vermoedelijk een orgie plaats. Ook dat was kenmerkend voor de heksensabbat. Naar men veronderstelde copuleerden heksen met de duivel na eerst zijn kont gekust te hebben. De uitspraak ‘hij kust de kont van de duvel’ ken ik uit mijn jeugd.  Daar werd dan een vleier mee bedoeld ( in het Vlaams ‘mouwveger’).

Ik denk daarom dat Bosch vooral volkse spreuken, fantasieën en gedachten in beeld heeft gebracht. Het schilderij moet dan ook in zijn tijd voor de gewone man en vrouw begrijpelijk geweest zijn, ook de moraliserende inhoud ervan. Tegelijk moet het toen ook al voor de kijker fascinerend geweest zijn om in beeld te zien waarover zoveel gepraat en gefantaseerd werd.

3 opmerkingen:

  1. Blijven toch prachtige schilderijen om naar de kijken. Waarbij voor de argeloze kijker er nog veel meer te ontdekken als er een uitvoerige uitleg bij gegeven wordt van de beelden die gegeven worden. Dat heb je dan ook gedaan. Prima!
    Ik vraag me wel af of de kijker toen ("volks" zoals je dat noemt) dat dan wel allemaal meteen zo in de smiezen had.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Het is een prachtig schilderij en je geeft er interessante informatie over. Ik vraag me wel af hoeveel 'volkse' kijkers het te zien hebben gekregen. Heeft het, in de tijd waarin men de symboliek ervan nog begreep, ooit in een openbare ruimte gehangen ?

    BeantwoordenVerwijderen
  3. @aadverbaast en @de Stripman

    Drieluiken werden gemaakt voor kerken dus dit schilderij is vermoedelijk bestemd geweest voor een kerk die aan de H. Antonius was gewijd. Aangezien er in de tijd van Bosch de Antoniusbroeders nog bestonden, moeten er ook kerken geweest zijn die aan de H.Antonius gewijd waren. Het is niet onwaarschijnlijk dat de opdracht voor het schilderij van zo'n Antoniusbroederschap afkomstig was. Op uitzonderingen na was het kerkvolk toen volks.

    BeantwoordenVerwijderen