Waarom ben ik niet verbaasd dat ondanks veel inspanningen om na het instorten van Rana Plaza met meer dan 1000 doden de situatie in de textielindustrie van Bangladesh te verbeteren, niet zo goed uitpakken? Omdat ik al doende geleerd heb dat het heel moeilijk is om de arbeidssituatie plus inkomen van werknemers te verbeteren zonder een goed georganiseerde vakbeweging die gesteund wordt door overheid en wetgeving.
Overigens geldt dit breder dan de textielsector. Daar waar geen goed georganiseerde vakbonden zijn, ontbreken altijd goede arbeidsomstandigheden en zijn de lonen laag of dat nu in Bangladesh, China, Rusland of de VS is. Zonder vakbonden is het moeilijk zo niet onmogelijk om werknemers een groter aandeel in de meerwaarde van een bedrijf te bezorgen.
Van bovenaf opgelegde goeie bedoelingen, ook niet van overheid of werkgevers werken niet als georganiseerde werknemers zelf geen toezicht houden op de toestand. Zij moeten mee kunnen praten over de toestand, zeggenschap hebben, noemen we dat in Nederland.
Daarom lukt het niet om ondanks de inzet en de goede bedoelingen van stichtingen als Fair Wear hier in Nederland om de arbeidsomstandigheden en de lonen in de textielsector drastisch te verbeteren. Grote kledingmerken verplichten om in te kopen bij textielbedrijven die zich houden aan minimale voorschriften, kan helpen maar zal uiteindelijk niet genoeg zijn. Consumenten bewust maken kan ook helpen maar zal nooit genoeg zijn.
De textielketen is met zijn onderaannemers en kleine ateliers, uitbesteding aan thuiswerkers enz. veel te complex om daar van boven en buitenaf en dan ook nog vanuit het buitenland, greep op te krijgen. Zo lang er algemeen verspreide armoede is en grote werkloosheid, zullen textielbedrijven werknemers en zelfs kinderen vinden die voor een appel en ei willen werken.
Wat het nog moeilijker maakt is dat in een globale economie textielbedrijven gemakkelijk opschuiven naar landen die goedkoper kunnen produceren. In Bangladesh zijn de lonen bijvoorbeeld in 2018 omhooggegaan van 5.300 taka (€ 56) naar 8.000 taka (€ 84) per maand. Het gevolg was dat veel textiel- en kledingmerken hun productie verplaatsten naar Ethiopië en Myanmar.
Dat het moeilijk is om goed georganiseerde vakbonden in landen als Bangladesh, India en Indonesië van de grond te krijgen leert jarenlange ervaring bij de internationale vakbeweging. Daar worden al tientallen jaren met o.a. ontwikkelingsgelden projecten ter versterking van de vakbonden in bovengenoemde landen opgezet. Dat is en blijft moeizaam werk. Succes kan niet gegarandeerd worden.
Vakbonden worden vaak tegengewerkt door werkgevers, politiek en overheid. Bij de overheid ontbreekt het aan een coherent sociaal beleid, een loonpolitiek en controle van de arbeidsomstandigheden. Er is vaak corruptie in het spel. Werkgevers die overheden en instanties ja zelfs politici en rechters omkopen. Zo een cultuur verander je niet eventjes.
Bij de vakbonden ontbreekt het aan goed en betrouwbaar leiderschap en een degelijke democratische verenigingsstructuur waardoor een vakbond crisisbestendig is. Vakbondsleiders worden nogal eens omgekocht of ontslagen. Vakbondsleden bedreigen met ontslag is vaak al genoeg om ze terug in het gareel te krijgen. Ontslag kunnen ze zich niet veroorloven. Ze hebben werk en loon hard nodig voor hun gezin, hoe laag het loon ook is.
Uiteindelijk zal verbetering van lonen en arbeidsomstandigheden in het land zelf tot stand moeten komen door vakbonden, sociaal georiënteerde politieke partijen, een betrouwbare en berekenbare overheid met een lange termijn strategie om de algemene armoede te bestrijden. Armoede bestrijden doe je door werkloosheid te bestrijden en werkloosheid door investeringen in werkgelegenheid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten