vrijdag 26 augustus 2022

63. HET BELOOFDE LAND. LA VIOLENCIA

 

Soms kan politiek in Latijns Amerika verwarrend zijn. Hoewel generaal Rojas Pinilla (1900-1975) een couppleger was, heette hij vooruitstrevend te zijn. Met zijn coup (1953) maakte hij zo goed als een einde aan een periode van wrede gewelddadigheden tussen Liberalen en Conservatieven en nam tijdens zijn dictatuur enkele vooruitstrevende maatregelen waaronder invoering van het vrouwenkiesrecht. Na ruim vier jaar dictatuur droeg hij zonder geweld de politieke macht over aan een interim regering en vervolgens een gekozen president.


Hoe gek het ook klinkt, ondanks dat Fernando een zoon is uit een Conservatieve familie, zijn vader is een rijke koffieboer, zijn moeder een elegante dame eveneens afkomstig uit een rijke familie, heeft hij een groot verantwoordelijkheidsgevoel voor het sociale onrecht in zijn land. Daarom studeert hij antropologie. Hij wil weten hoe het in elkaar steekt zodat hij straks de armen beter kan helpen. Oscar wil dat ook maar dan als ingenieur. 

Zo zijn ze in de groep rond Rosier terecht gekomen. Dát tezamen met dat ze uit dezelfde stad Neiva afkomstig zijn, bindt hen meer dan het verschil in politieke families. Daarin ligt ook de kracht van Rosier. Met zijn praktische instelling en charisma weet hij studenten uit verschillende sociale groepen met verschillende politieke achtergronden te interesseren voor het sociale onrecht en het lot van de armen. 

Dat Oscar en Fernando het verschil in politiek nest hebben weten te overstijgen, moet je niet onderschatten. Dat lijkt eenvoudiger dan het is. Vanaf de jaren vijftig heeft op het platteland een onverklaarde burgeroorlog gewoed tussen de Conservatieven en de Liberalen waarbij tienduizenden doden zijn gevallen en miljoenen mensen op drift zijn geraakt. Dat was in de periode van La Violencia die volgde op de Bogotazo (1948), een opstand in de hoofdstad waarbij presidentskandidaat Gaitan van de Liberale partij werd vermoord. De moord leidde tot een uitbraak van geweld tussen Liberalen en Conservatieven  met naar schatting vijfduizend doden en de vernieling van de oude binnenstad. 

Vandaar sloeg het geweld over naar het platteland dat ongeveer vijf jaar duurde waarbij naar schatting 200.000 doden zijn gevallen en een paar miljoen mensen op drift zijn geraakt. De slachtoffers waren voornamelijk kleine boeren, landlozen en arme sloebers die op het platteland een armoedig bestaan leidden in al even armoedige dorpen. Opgejut door grootgrondbezitters gesteund door politie en andere autoriteiten om het land van deze of gene te bezetten gingen ze elkaar met machetes te lijf. 

In 1953 maakte een coup van generaal dictator Gustavo Rojas Pinilla min of meer een einde aan deze duistere periode van geweld. Hij nam enkele maatregelen om de politieke spanningen te doen afnemen zoals het vrouwenkiesrecht en enkele grote infrastructurele werken op het platteland. Toen hij voorbereidingen trof om een politieke blijver te worden vormden Conservatieven en Liberalen een Nationaal Front en slaagden erin de politieke opinie op straat te mobiliseren. Rojas zag zich gedwongen in 1957 af te treden. 

De Liberalen en Conservatieven hadden afgesproken dat ze om beurten zouden regeren. Ze zouden voortaan elkaars presidentiële kandidaten steunen.  Rojas besloot daarop de politieke partij ANAPO (Alianza Nacional Popular) op te richten als verzet tegen het herstel van de politieke macht door de oude elite. Hij presenteerde zich met zijn partij bij de verkiezingen van 1962 waar hij een vijfde plaats verkreeg.

(wordt vervolgd)

1 opmerking:

  1. Liberalen en conservatieven zullen ook niet toevallig veelal dezelfde politieke agenda hebben gehad.

    BeantwoordenVerwijderen