donderdag 19 mei 2022

DE MYTHE VAN DE KANSENONGELIJKHEID I

 

Dat de kleuterklas er voor iedereen was, kun je goed zien aan deze foto van mijn "gemengde" katholieke kleuterklas in het jaar 1951-1952. Ik herinner mij niet alle namen maar wel alle gezichten en de meesten kwamen uit heel gewone gezinnen. De naam van de lieve juf ben ik helaas vergeten. Zo gaat dat in het leven.

Telkens opnieuw stuit ik in pers en media op de mantra van kansenongelijkheid in het onderwijs als gevolg van je afkomst. Iedereen moet toegang hebben tot onderwijs zonder onderscheid des persoons. Daar ben ik het nou eens een keer helemaal mee eens maar - en nu komt het - dat is toch al jaar en dag het geval? Of in ieder geval vanaf de Tweede Wereldoorlog, de periode die ikzelf als scholier en student heb meegemaakt.

Voor zover ik weet konden alle kinderen uit mijn omgeving, of ze nu arm of rijk waren, jongen of meisje naar de kleuterschool. Het was een gemengde kleuterschool (de foto hierboven is het bewijs), jongens en meisjes door elkaar van allemaal dezelfde leeftijd. Een vrolijke tijd met leuke kleuterjuffen. Ik had bijzonder warme gevoelens voor een van de juffen. Zo warm dat ik er verlegen van werd.

De lagere school was een katholieke jongensschool met dus alleen maar jongens in de klas. Dat vond ik niet erg en heb ik ook nooit erg gevonden. Arm en rijk zaten door elkaar, allemaal afkomstig uit dezelfde parochie.  Aangezien iedereen katholiek was, in ieder geval volgens het boekje,
was het onderwijs per parochie georganiseerd. Op zich een prima aanpak. de school stond lekker dicht bij huis, ook gemakkelijk voor thuis. Je kon er lopend heen. Slechts heel even heb ik naar school moeten fietsen. Dat was toen we verhuisden naar een andere parochie waar de nieuwe lagere school nog niet klaar was.

Op die nieuwe lagere jongensschool kreeg ik vriendjes uit alle lagen van de bevolking. School en parochie schiepen als vanzelf een band. Ik had vrienden uit arbeidersgezinnen, ambtenaren, kappers, winkeliers enz. Sommigen sociaal gesproken uit een voor mij onbekende laag van de bevolking. Rijp en groen, slim en dom zat door elkaar heen en dat leverde bij mijn weten niet meer problemen op dan gebruikelijk. Een heel enkele keer moest je je laten gelden met ene klap of een trap maar dat valt in de categorie af en toe normaal.

Aan het eind van de lagere school volgde dan toch een uitsplitsing op basis van leervaardigheid, begripsvermogen, intelligentie of wat dan ook. Sommigen uit mijn klas gingen naar de middelbare school (HBS en Gymnasium), anderen naar het uitgebreid lager onderwijs (ULO) of de ambachtsschool. De uitsplitsing gebeurde op basis van schoolcijfers, een toets en de voorkeur van de onderwijzer (die heette toen nog zo en dat voelde niemand aan als ene schande), de ouders en in mijn geval ook de leerling.

Die verschillende keuzes werden niet als onnatuurlijk of schadelijk ervaren of als een sociale afwijzing. Ik had een neef die niets liever wilde worden dan bakker. Mijn oma aan vaders kant vond dat een goede keus want die bakte brood en wat kun je nu van wiskunde bakken. Haar ontgingen als dochter en vrouw van een keuterboer en dienstmeid nu eenmaal de finesses van de moderne maatschappij en wetenschap. denk niet dat ze daardoor ongelukkig was of zo. De dood van haar man dat maakte haar ongelukkig niet het gemis aan kennis en wetenschap want die miste ze niet.

Zoals gezegd bestond mijn vriendenkring uit verschillende sociale lagen maar wel allemaal met ongeveer dezelfde schoolcijfers. Is dat toeval? Ik denk het niet. Als kind heb je al gauw door met wie je op gelijke voet kunt omgaan en dat gaat beter als je de wereld om je heen op dezelfde manier kunt bevatten. Dat wil niet zeggen dat de anderen niet meetelden. Dat bleef onveranderd. Minachting voor minder weten, is dom dan dommer zo leerde ik al vroeg thuis, op school en in de kerk. 

Mijn hele vriendenkring inclusief ikzelf ging naar de middelbare school, ook zij die financieel minder draagkrachtige ouders hadden zoals die van mij en van sommige anderen.  Een van mijn vrienden uit een hoger staande kring dan ikzelf, moest tot verdriet van zijn ouders na twee keer blijven zitten toch van school af. Ik denk dat dit zijn ouders als nederlaag werd ervaren. Dom natuurlijk van deze hoger opgeleide ouders. 

Na het derde jaar middelbaar kozen sommigen van mijn vrienden voor een overstap naar de HTS. Later bleek dat een van hen alsnog doorstroomde naar de Technische Universiteit. Ikzelf maakte met een blijven zitten jaar de HBS af en kwam terecht bij de NV Philips in Eindhoven en pas twee jaar daarna deed ik mijn entree in de universiteit.

(volgt een deel 2)
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten