“Midden 1915 verschenen de eerste krantjes die contact legden tussen soldaten van verschillende regimenten die uit eenzelfde stad of streek afkomstig waren. Haast vanzelfsprekend ontstonden vastere verbanden waar men samen ontspanning zocht en waar herinneringen aan het dorp opgehaald werden. Uiteraard waren er wel sociale tegenstellingen tussen arbeiders en intellectuelen. Hoewel veel universitairen uit een burgerlijk milieu kwamen en zowel thuis als tijdens hun studie het Frans als voertaal gebruikt hadden, waren ze aan het IJzerfront bereid hun analfabete krijgsmakkers het lezen en het schrijven bij te brengen. De Vriendenkringen evolueerden tot Studiekringen. Zolang het om louter sociaal dienstbetoon ging, verleende de militaire overheid medewerking. Discussies over politiek hete hangijzers zoals de toepassing van de taal reglementering waren echter uit den boze. Maar het gebeurde natuurlijk wel. Begin 1917 besloot de nieuwe stafchef Louis Ruquoy de Studiekringen te verbieden.” (zie website: De Bliedemaker, Koning Albert I en de taalprobelemen aan het IJzerfront)
Een reactie op het verbod bleef niet uit:
“Er ontstond een georganiseerde illegale Frontbeweging die in alle eenheden infiltreerde en uitgroeide tot een politieke actiegroep met een programma waarin naast Waalse en Vlaamse regimenten (d.w.z. scheiding tussen Frans en Vlaams sprekende regimenten) en een eentalig Vlaanderen, de eis tot zelfbestuur een centrale plaats innam. De Vlaamse ontvoogding kon pas echt slagen als België structureel werd hervormd. “ (zie website: De Bliedemaker, Koning Albert I en de taalproblemen aan het IJzerfront)
Zo werd in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog in de Vlaamse Westhoek de basis gelegd voor een Vlaamse Taal en Cultuurbeweging die de confrontatie aanging met de hoogste Belgische autoriteiten. Om een idee te geven van de gevoelens en overwegingen van de Vlaamse soldaten, volgt hieronder de tekst van de eerste van de zeven open brieven aan Koning Albert I, die overigens het probleem niet zag, niet kon zien of niet wilde zien uit angst in conflict te komen met zijn Franstalige officieren.
“Vlamingen, gedenkt het Guldensporenfeest (op 5en Augustus, 1914)
Sire,
Vol vertrouwen in U die, bij het ingaan van den wereldoorlog, de Vlamingen aan het Guldensporenfeest herinnerde, komen wij tot U, wij, de Vlaamsche soldaten, het Vlaamsche leger, het leger dus van den Yzer, om U te zeggen wat wij lijden, waarom wij lijden, om U te zeggen dat we ons bloed voor ons land veil houden doch dat het niet mag dienen om de boeien van ons volk nauwer toe te halen maar om het vrij te laten ademen, vrij te laten leven.
We hebben geen vertrouwen in onze oversten die ons meer dan ooit tegengaan. De pers, die ons gedurig bekampt, wordt gesteund. We wantrouwen de regering die door ons gestemd, misbruik makend van haar gezag ons 85 jaar lang heeft bedrogen. In U alleen, 0 Koning geloven we nog: op 5 n Augustus 1914, wist gij de Vlamingen aan te spreken, lijk het behoorde, als wilde ge aantonen dat we terecht op U mogen rekenen, zoals op den aanvoerder van het Vlaamsche leger in 1302. Gij staat hier te velde om recht en eer te verdedigen en zult dit nooit bewust dulden dat uw eigen onderdanen door hun en uw machthebbenden in die eer en dat recht gekrenkt worden. Ook daarom komen we U ter gelegenheid van het Guldensporenfeest om ons recht vragen.
Van af 1830, begon de lijdensgeschiedenis van het vlaamsche volk. Ons volk is verachterd, verongelijkt, diep vervallen. In België is voor de Walen alles, voor de Vlamingen niets. We wilden dat de grondwet die zegde dat alle Belgen gelijk zijn voor de wet, geen ijdel woord bleef ( .. )”
(verschijnt elke vrijdag)
Zelfs in tijden van nood dus geen gemeenschappelijk gevoel.
BeantwoordenVerwijderenDaar zal voetbal niks aan veranderen.
BeantwoordenVerwijderenDe tekst op de kaart die het meisje aan haar vader stuurt is ontroerend en roept bij mij herinneringen op aan de verhalen die mijn vader (1896-1961) vertelde over zijn diensttijd in het Nederlandse leger gedurende W.O.1. Hij was soldaat van 1915 tot 1919 en "bewaakte" als infanterist in eerste instantie een stukje van de Belgisch-Nederlandse grens onder Bergen op Zoom. Later werd hij gedetacheerd in Tilburg, zijn woonplaats, waar een klein interneringskamp was voor Belgische militairen. Dat was ongetwijfeld de mooiste periode uit zijn diensttijd want hij vertelde er vaak en met smaak over. De Nederlandse soldaten gingen heel kameraadschappelijk om met 'hun' Belgische geïnterneerden heb ik altijd begrepen. Een citaat uit een brief die een al gedemobiliseerde dienstkameraad in 1919 aan mijn vader schrijft bevestigt dat..........."Gaan de Zulle's de 15e dec. ook al weg. Ze zaan content zekers weerom naar den Belgique te gaan?" Nu krijgt ons land weer minder 'Pierren' en Chefkes.... Nu afijn pieren daar hebben de vogels alleen maar wat aan, daar kunnen wij niet best van eten. De Belgen hebben me anders nooit in den weg geleefd. Wij hebben er als soldaat altijd een goed leven door gehad.........
VerwijderenAd van Dooren