Ik weet weinig van Chinese kunst. De enige Chinese kunstenaar die ik volg is Ai Weiwei. Dat komt - denk ik - omdat hij een van de weinige Chinese kunstenaars is waarvan ik snap wat hij doet. Hij maakt verzetskunst tegen de dictatuur van de Chinese partij en daarmee tegen onvrijheid, tegen censuur, tegen onderdrukking, leugens en bureaucratische intimidatie. Ai Weiwei vecht vanuit een democratische houding voor mensenrechten of dat van Marat, de Franse revolutionair waarnaar Xiangyu het beeld van AI Weiwei heeft genoemd, betwijfel ik. Waarom hij zijn beeld niet gewoon Ai Weiwei heeft genoemd is mij ene raadsel.
Ai Weiwei betaalt voor zijn strijd toch een hoge prijs. Uiteindelijk is hij na veel getreiter, rechtszaken en opsluiting feitelijk verbannen uit zijn land. Sindsdien woont en werkt hij in Duitsland. Zijn vrienden, vaak makkers in dezelfde strijd, hebben ook een hoge prijs betaald voor hun samenwerking met of steun aan Ai Weiwei. Ze zijn tot jarenlange gevangenisstraf veroordeeld, kunnen hun werk niet tentoonstellen en mogen niet wonen waar ze zelf willen.
Nu was Premier Rutte onlangs nog in China met meer dan honderd zakenlieden. Je zou denken dat ze bij zo een gelegenheid wat laten horen over de schending van fundamentele mensenrechten. Maar ik heb geen woord daarover gelezen of gehoord, net zo min als de ondernemers die in dat land toch te maken krijgen met regelrechte onderdrukking van de vakbondsvrijheid.
Voor Rutte en zijn ondernemers is China vooral een grote markt met kansen om veel, heel veel geld te verdienen. Dat mag maar als dat het enige wat voor hun telt is, dan deugen ze niet. Bovendien, zien zij het risico niet dat ze met al hun investeringen lopen? China is gene rechtstaat naar Westerse begrippen. Op elk gewenst moment kan de Partij met de regering ergens ingrijpen en het bedrijf met investering en al in beslag nemen.
Ook in het museum lopen ze op kousenvoeten als het gaat om de schending van deze fundamentele mensenrechten. Ik lees teksten over “politieke veranderingen en spanningen”, over “de grote mate van controle vanuit de overheid” en “het beleid van de Chinese Communistische Partij CCP dat gekenmerkt wordt door een sterk centraal gezag.” Het museum stelt vast dat de kunstenaars “een relatieve vrijheid genieten maar wel in de gaten worden gehouden.” Het is alsof ze bang zijn om woorden als onderdrukking en dictatuur op te schrijven. Een museum in ons land behoort een bolwerk van geestelijke vrijheid en menselijke waardigheid te zijn en dus vrij uit en duidelijk te zijn.
De schilderijen voor de tentoonstelling “A Chinese Journey” zijn afkomstig van The Sigg Collection en is te zien in Het Noordbrabants Museum tot 8 juli.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten