Het is een klemmende vraag in onze
tijd. Joost mag weten wat kunst mag heten en wat niet? Veel
mensen worstelen met die vraag. Het lijkt er op dat alles beeldende kunst is.
Je verzint maar iets met pakweg theezakjes, bruin gebakken
drollen of doodgewoon afval, je neemt dat vervolgens mee naar een
liefst gerenommeerd museum dat je ervan weet te overtuigen dat je
theezakje, drol of afval van een vernieuwd inzicht in kunst en
maatschappij getuigt en daar heb je je tentoonstelling. Als je dat
nog een paar jaar weet vol te houden dan heb je rond je dertigste een
prestigieuze overzichtstentoonstelling. Daarna kun je voor de rest
van je leven genieten van je status van grote kunstenaar die zijn
tijdgeest prima heeft begrepen. Een druk bezochte begrafenis zal je
kunstenaarsleven vervolgens waardig afsluiten. Je erfgenamen leefden
daarna nog lang en gelukkig.
Het is duidelijk dat musea de eerste
viool spelen als het gaat om kunst. Wat in een museum hangt, is
erkende kunst. Op de tweede plaats komen de kunstgaleries. Als je
eenmaal in een galerie hangt, dan ben je op zijn minst op weg een
erkende kunstenaar te worden. Of je een groot erkend kunstenaar bent,
hangt dan weer van het soort museum of galerie af en natuurlijk de prijs die
betaald wordt voor je werk. Zo speelt de markt ook zijn rol. Tussen de
kunstgalerie en de markt zit dan nog de kunstverzamelaar. De
kunstenaar wiens werk verzameld wordt, is op zijn minst op weg naar erkenning.
Zo hebben we al vier factoren die bepalen wat kunst is: musea, kunstgaleries en verzamelaars met
als belangrijke scheidsrechter de kunstmarkt. Op die markt wordt aan de hand van de betaalde
prijs vastgesteld hoe 'groot' kunstenaar en zijn kunst zijn. Elk van die vier factoren kan onderverdeeld worden in categorieën. Je hebt op de eerste plaats de musea, galeries en verzamelaars
die wereldwijd buiten elke categorie vallen. Zij zijn zo belangrijk dat hun
kunstopvattingen boven elke twijfel verheven zijn.
In Nederland zou je tot die categorie
Het Rijksmuseum kunnen
rekenen.Het Van Gogh museum is de maximale wereldautoriteit als het gaat
over alles wat met van Gogh te maken heeft. Na deze 'dehors de la classe' categorie volgen een eerste, tweede en wie weet een derde
categorie. Op dezelfde manier kun je ook de galeries indelen, de
verzamelaars en de markten (veilingen en beurzen). Hoe hoger een kunstenaar erin slaagt om bij een van deze vier categorieën binnen te komen, hoe meer kans hij heeft om uiteindelijk tot alle categorieën op het hoogste niveau door te
dringen. Zijn kostje is dan gekocht.
Kritische lezertjes zullen zich
afvragen of dit volstaat om uit te maken wat kunst is en wat niet. Ik
denk van niet. Kunst is meer dan wat officiële kunstpausen van
musea, galeries en aanverwante kunsthandelaren als kunst aanbevelen.
Zo kun je je afvragen of kunst niet aan inteelt lijdt. De kunstpausen (galeriehouders, museum conservatoren, kunstcritici, verzamelaars van standing enz.) en paleizen spelen elkaar de bal toe waarbij ze nogal eens een voor de buitenstaander onbegrijpelijk kunsttaaltje gebruiken (zogenaamde 'artspeak',
een variant van 'newspeak' uit de roman “The brave new world” van
Aldous Huxely *) overgoten met een sausje van (pseudo) filosofie,
psychologie of zelfs religie.
Dergelijke artspeakers, kunstenaars
zelf maken zich er net zo schuldig aan als hun bemiddelaars in musea,
galeries en op beurzen en veilingen, zijn soms hondsbrutaal en
bedienen zich nogal eens van bluf. Wat dat betreft zijn ze hetzelfde
als tweedehandsautoverkopers maar dan als het ware op een hoger
niveau. Maar je moet daarbij bedenken dat hoe hoger het niveau hoe
groter de grootspraak. Het sprookje van 'de kleren van de keizer' is
op dit punt illustratief. Je moet dus heel erg op je hoede zijn als
het om kunst gaat. Meer nog dan vroeger omdat moderne kunst zich heeft onttrokken aan elke vorm van beoordeling. Maar
daarover meer in deel II.
* Diederik Kraaijpoel wijdt in zijn essay 'Genieten' een kleine paragraaf aan 'artspeak'. Zie 'Niet alles is kunst' van Diederik Kraaijpoel, Willem L.Meijer en Lennaart Allen, Aspekt monografie, 2010, blz.18 e.v.
Van Gogh maakte tenminste nog echte kunst!
BeantwoordenVerwijderenDaar zijn we het in ieder geval over eens.
VerwijderenIk zag in P&W pas nog een paar gnuivende mannen aan tafel een dapper priestertje met boord, heel wat frissende ogend dan zij, in de zeik zetten toen die het had over "niet trouwen omwille van het Rijk van God". Dat snapten de ouwe lullen al helemaal niet. Misschien had dat priestertje nog beter kunnen zeggen, dat hij niet getrouwd was om voor meer mensen iets te kunnen betekenen. Dan hadden ze hem hoogstwaarschijnlijk ook grinnekend gefileerd. Want wie haalt zoiets nog in onze moderne tijd met al zijn sexuele vrijheid en al die priesters met sexueel misbruik nog in zijn hoofd...Jezusnogantoe! De kunstenaar hierboven is blijkbaar met eenzelfde grijnzend rotgevoel geëxplodeerd en maakt van Jezus een stomme lul. Zelf erger ik me, eerlijk gezegd, meer aan die ouwe lullen bij P&W, dan aan dit "kunstwerk" (kunst is toch uiting van gevoel). Joost Tibosch sr
BeantwoordenVerwijderenSorry, niet P&W maar DWDD..
BeantwoordenVerwijderenJoost.
Verwijderenik heb die uitzendig gemist. In programma's als DWDD willen de gasten, zonder dat ze het beseffen, hun oppervlakkigheid en denkluiheid etaleren. dat is dan weer leerzaam maar ook vermoeiend.
Deze reactie is verwijderd door een blogbeheerder.
BeantwoordenVerwijderenBen jij ooit wel eens een steeekhoudende definitie tegengekomen van wat kunst is, Petrus?
BeantwoordenVerwijderenNee, maar we moeten natuurlijk wel ons best blijven doen. Net als een bouwvakker weet wat hij bouwt, dient een kunstenaar (of is het kunstenmaker?) te weten wat voor kunst hij maakt.
BeantwoordenVerwijderenJa, de kunstmaker (mag van mij) moet zelf wel weten waarom hij maakt wat hij maakt. Misschien schuilt daar al een deel van een definitie in. Maar wie ben ik en wie is iedereen om zichzelf uit te roepen tot definieerder van wat kunst is?
BeantwoordenVerwijderen