Eugène Delacrois (1798-1863), 'Vrijheid leidt het volk' (1830), Louvre, Parijs. |
Volgens de Jonge Marx is de staatsburger de vlees geworden egoïst. De staat als “die Versicherung des Egoïsmus”.
“Die Sicherheit ist der höchste soziale Begriff der bürgerlichen Gesellschaft, der Begriff der Polizei, dass die ganze Gesellschaft nur da ist, um jedem ihrer Glieder die Erhaltung seiner Person, seiner Rechte und seines Eigentums zu garantieren. Hegel nennt in diesem Sinn die bürgerliche Geselschaft ‘den Not und Verstandesstaat’.” (blz.194 in Zur Judenfrage)
Weg met Hegel’s “Not und Verstandesstaat”, leve de Commune. Dat is in het kort de boodschap van de Jonge Marx. Hij heeft er ook meteen een vijand bij gevonden: de egoïstische staatsburger. Dezelfde burger die in de liberale staat de pilaar van de democratie is. Zonder middenklasse geen stabiele democratische staat.
Het tegendeel is het geval bij de Jonge Marx. Ruim de burger op dan heb je ruimte voor een nieuwe samenleving met een nieuwe mens. Elke Communistische revolutie staat of valt met dit fundamentele idee, het geloof in een nieuwe mens in een nieuwe gemeenschap.
Het aardige aan de leer van de Jonge Marx is dat die nieuwe mens in die nieuwe gemeenschap het resultaat zal zijn van de gang van de geschiedenis zelve. De geschiedenis gaat zijn eigen gang en die is naar vrijheid, gelijkheid en broederschap.
Wie of wat is de gangmaker van de geschiedenis naar de toekomst? Om te beginnen de tegenstelling tussen Arbeid, de essentie van ons mens zijn en het kapitaal, de essentie van de bourgeoisie. Zo komen in de geschiedenis arbeider en kapitalist tegenover elkaar te staan als goed tegenover kwaad, als toekomst en verleden.
De verlossing zal komen van de onderliggende partij, van de uitgebuite arbeider. Zijn lijden zal niet tevergeefs zijn. Hij zal de bevrijder zijn van de mensheid. Het egoïsme van het Kapitaal zal verslagen worden en daarmee de staat die dit egoïsme organiseert en beschermt.
De verdrukte arbeider is bij de Jonge Marx de “goede wilde”, de onbedorven mens die het mensdom uiteindelijk zijn menselijkheid zal teruggeven.
Maar Marx laat het niet zitten bij filosofie en analyses. Hij wil de wereld veranderen, ontdoen van zijn onmenselijkheid. Marx is ook een activist die de wereld wil vormen naar zijn kennis en inzichten. Hij wordt lid van de Communistische partij, in zijn ogen de tweede gangmaker van de geschiedenis
Op verzoek van die partij schrijft hij het Communistisch Manifest. We zijn dan in het jaar 1848. Je kunt niet anders dan bewondering hebben voor dat Manifest. Met een scherpe pen, overtuigend en met krachtige bewoordingen vertaalt hij zijn inzichten, ideeën en opvattingen over arbeid en warenproductie, over staat, arbeider, burger en geschiedenis in een grootse visie op de toekomst van de mensheid en formuleert tegelijkertijd overzichtelijke politieke doelstellingen en actie.
Het Manifest is een politieke oproep aan allen die zich het lot van de verdrukten en uitgebuitenen in de fabrieken en sloppenwijken aantrekken. Maar hoe scherp en krachtig het Manifest ook geschreven is, in het begin kreeg het nauwelijks aandacht. Pas na het verschijnen van zijn Opus Magnum ‘Das Kapital’ in 1867 en de opkomst van sociale bewegingen in Duitsland, werd de heruitgave van het Communistisch Manifest een groot succes.
En ook in das Kapital gaat het uitgebreid over de onderdrukking van de arbeider en de uitwassen van het kapitalisme. Dat heb ik dan van Marx gelezen (een hele kluif).
BeantwoordenVerwijderen