dinsdag 12 februari 2013

REVE:VAN IRONIE TOT KLUCHT?

Gerard Reve en Joop Schafthuizen (links voor de kijker) heffen samen het glas.

Het vergt veel van mijn uithoudingsvermogen om deel 3 van de biografie van Gerard Reve uit te lezen.* Ik word niet vrolijk van het leven dat onze Grote Schrijver heeft geleid, zeker niet dat van zijn latere jaren. Je zoekt naar signalen waar de spot, de ironie ophoudt en de ernst begint maar die vindt je niet. Nop Maas, die Reve ook persoonlijk heeft meegemaakt, komt er ook niet uit. Zo vraag je je af wat nu eigenlijk de aard van Reve's bekering tot het Katholicisme is geweest? Een leven lang volgehouden wraak op zijn Communistische jeugd, een zoektocht naar een diepere zin en betekenis van zijn leven, een spel om de linkse intellectuele scene op stang te jagen of een vlucht in het mysterie omdat hij het anders ook niet meer weet?

Dezelfde vraag kun je stellen over zijn racisme. Is het pure ironie dat hij negers afschildert als inferieur en gevaarlijk voor het blanke ras? Is hij echt gecharmeerd van het Zuid Afrikaanse apartheidsregime of wil hij daarmee alleen maar kanttekeningen zetten bij het linkse salonsocialisme dat vooral in  Amsterdam onder burgemeester van Thijn hoogtij vierde? Net als kunstbroer Willem Frederik Hermans was ook Reve niet meer welkom in Amsterdam. Waar een stad al niet groot in kan zijn. In plaats van, ik noem maar wat, de woningnood en de krakersplaag op te lossen, bestreed de Amsterdamse PvdA het Zuid Afrikaanse blanke apartheidsregime via twee van de beste naoorlogse schrijvers die Nederland gehad heeft.

Ik denk dat een eenvoudig zwart/wit antwoord op deze vragen niet kan worden gegeven. De materie is er te ingewikkeld voor. Orthodox gelovigen weten bijvoorbeeld ook nooit helemaal precies wat ze nu eigenlijk geloven. Daarom zitten ze alsmaar in hun heilige boeken te lezen of ze daarin kunnen vinden hoe het nu eigenlijk elkaar zit. Maar het gevolg is alleeen maar meer verschil van mening, ruzie en conflicten soms tot de dood toe. Zo schept elke openbaring zijn eigen conflicten, zijn sectarisme en fanatisme. Het tragische bij dit alles is dat de rede het ook niet kan oplossen.

De RK Kerk heeft dat probleem opgelost met een strakke van bovenaf georganiseerde kerk naar het model van het Romeinse leger. Een Pauselijke Bevelhebber aan de top kan in gevallen van twijfel onfeilbare uitspraken doen over het geloof. Reve leunt tegen deze kerk aan zonder zich er aan uit te leveren. Eigenlijk schept hij zich een eigen geloof dat vooral draait rond Maria als de Moeder van God. Een troostgeloof waarin hij zijn seksuele spanningen en Revistische fantasieën over de Meedogeloze Jongen een plaats kan geven. Soms doet hij moeite om een en ander uit te leggen aan het mensdom, soms roept hij dat hij het zelf ook niet weet waar dat allemaal heen moet.

Het relaas van zijn huwelijk met zijn vriend Matroos Vosch, alias Joop Schafhuizen, is uiteindelijk diep triest. Het houdt veel langer stand – tot zijn einde – dan al zijn voorafgaande affaires met mooie jongens. Als ik alles wat geschreven staat, moet geloven, dan was het van meet af aan een vechthuwelijk met als basis wederzijdse berekening. Het woord liefde ben ik niet tegengekomen, terwijl het daar toch om zou moeten draaien als ik de eerdere boeken van Reve moet geloven. Schafthuizen verschafte Reve een zekere mate van veiligheid en zekerheid in diens steeds stuurlozer wordende leven. Reve besefte dat hij dat houvast nodig had ook al was het soms een dwangbuis. Meerdere malen, zo lees ik, vraagt hij vrienden en bekenden om niks te laten weten aan Joop. Soms zelfs verzint hij verhalen om maar geen ruzie met Joop te krijgen. In ruil voor de geboden vastig en veiligheid mag Schafthuizen in de loop der jaren steeds meer beschikken over geld en middelen van Reve om er zijn eigen dingen te doen ( bijvoorbeeld kunst verzamelen). Uiteindelijk eigent Joop zich de zeggenschap toe over alles wat Reve doet, zelfs over diens vriendenkring. Hij stuurde mensen die hem niet bevielen uit naam van Reve de laan uit. In plaats van een huwelijk tussen 2 geliefden, kun je – zeker in de laatste jaren van Reve – msschien wel van een duivelsverbond spreken.

Langzaam maar zeker neemt Schafthuizen het leven van Reve in handen. In het begin probeert Reve er nog onderuit te komen door stiekum ontmoetingen te organiseren of dingen aan te schaffen. Maar met de voortschrijdende geestelijke en lichamelijk aftakeling van Reve wordt zijn sociaal isolement steeds groter en de greep van Schafthuizen steeds strakker. Uiteindelijk beslist Schafthuizen in naam van Reve over welke uitgever nog werk van Reve mag uitgeven (uitgever Veen wordt na tientallen jaren van zorgvuldig uitgeefwerk genadeloos aan de kant gewerkt waarbij ook persoonlijke banden zonder pardon overboord worden gegooid), over de inrichting van een door het Letterkundig Museum te organiseren tentoonstelling enz. Hij bemoeit zich zelfs met de intiemste vriendschappen van Reve zoals die met zijn voormalige vrouw Hanny Michaelis. Het is Schafthuizen die haar telefonisch verbiedt om nog langer contact te mogen hebben met Reve.

Niemand die er iets aan doen kan waardoor Schafthuizen steeds brutaler en arroganter wordt. Personen die het wagen om ook maar een enkele kanttekening te plaatsten bij zijn voornemens en plannen met het werk van Reve, worden van de ene dag op de andere dag verbannen uit hun sociale én zakelijke leven. Nu ging Reve zelf ook niet zachtzinnig met familie, vrienden en kennissen om, maar in tegenstelling tot Schafthuizen is dat tot op zekere hoogte het privilege van een Groot Schrijver. Al hoewel de hatelijkheden tegen zijn broer Karel soms wel heel erg ver gingen. Iemand dood wensen doe je niet, maar zeker niet je eigen broer. Reve draaide er zijn hand niet voor om.

Besefte Reve niet meer wat zulke woorden betekende? Voelde hij het gewicht van zijn woorden niet meer door het veelvuldige gebruik van ironie en verhaspeling van ernst tot pseudo ernst en clichés? Of scherper geformuleerd, was hij uiteindelijk verdwaald in zijn eigen klucht? De klucht die hij telkens opnieuw opvoerde voor zijn publiek? Je kunt niet ongestraft een leven lang – hoe scherpzinnig ook – de ironische clown uithangen alsof de werkelijkheid geen gewicht meer heeft. Je verliest dan uiteindelijk het contact met die werkelijkheid. Misschien was dat wel de grootste tragiek in het leven van Reve. Langs de weg van de ironie raakte hij verdwaald in het leven zelf waardoor zijn eigen leven een klucht werd.

* Nop Maas, Gerard Reve, Kroniek van een Schuldig Leven, De Late Jaren 1975 – 2006, G.A. Van Oorschot, Amsterdam.     

3 opmerkingen:

  1. De foto toont mooi dat Joop Schafthuizen Gerard Reve -eens mijn favotite schrijver -in zijn greep heeft. en hoe!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Goed blog petrus. Lijkt mij geschreven met liefde en respect.

    BeantwoordenVerwijderen