Gerard Reve en Joop Schafthuizen (links voor de kijker) heffen samen het glas. |
Het vergt veel van mijn
uithoudingsvermogen om deel 3 van de biografie van Gerard Reve uit te
lezen.* Ik word niet vrolijk van het leven dat onze Grote Schrijver
heeft geleid, zeker niet dat van zijn latere jaren. Je zoekt naar
signalen waar de spot, de ironie ophoudt en de ernst begint maar die
vindt je niet. Nop Maas, die Reve ook persoonlijk heeft meegemaakt,
komt er ook niet uit. Zo vraag je je af wat nu eigenlijk de aard van
Reve's bekering tot het Katholicisme is geweest? Een leven lang
volgehouden wraak op zijn Communistische jeugd, een zoektocht naar
een diepere zin en betekenis van zijn leven, een spel om de linkse
intellectuele scene op stang te jagen of een vlucht in het mysterie
omdat hij het anders ook niet meer weet?
Dezelfde vraag kun je
stellen over zijn racisme. Is het pure ironie dat hij negers
afschildert als inferieur en gevaarlijk voor het blanke ras? Is hij
echt gecharmeerd van het Zuid Afrikaanse apartheidsregime of wil hij
daarmee alleen maar kanttekeningen zetten bij het linkse
salonsocialisme dat vooral in Amsterdam onder burgemeester van Thijn hoogtij vierde? Net als
kunstbroer Willem Frederik Hermans was ook Reve niet meer welkom in
Amsterdam. Waar een stad al niet groot in kan zijn. In plaats van, ik
noem maar wat, de woningnood en de krakersplaag op te lossen,
bestreed de Amsterdamse PvdA het Zuid Afrikaanse blanke
apartheidsregime via twee van de beste naoorlogse schrijvers die
Nederland gehad heeft.
Ik denk dat een
eenvoudig zwart/wit antwoord op deze vragen niet kan worden gegeven.
De materie is er te ingewikkeld voor. Orthodox gelovigen weten bijvoorbeeld ook
nooit helemaal precies wat ze nu eigenlijk geloven. Daarom zitten ze
alsmaar in hun heilige boeken te lezen of ze daarin kunnen vinden hoe het nu
eigenlijk elkaar zit. Maar het gevolg is alleeen maar meer verschil van mening, ruzie en conflicten soms tot de dood toe. Zo schept elke
openbaring zijn eigen conflicten, zijn sectarisme en fanatisme. Het
tragische bij dit alles is dat de rede het ook niet kan oplossen.
De RK Kerk heeft dat
probleem opgelost met een strakke van bovenaf georganiseerde kerk
naar het model van het Romeinse leger. Een Pauselijke Bevelhebber aan
de top kan in gevallen van twijfel onfeilbare uitspraken doen over
het geloof. Reve leunt tegen deze kerk aan zonder zich er aan uit te
leveren. Eigenlijk schept hij zich een eigen geloof dat vooral draait rond
Maria als de Moeder van God. Een troostgeloof waarin hij zijn seksuele
spanningen en Revistische fantasieën over de Meedogeloze Jongen een
plaats kan geven. Soms doet hij moeite om een en ander uit te leggen
aan het mensdom, soms roept hij dat hij het zelf ook niet weet waar
dat allemaal heen moet.
Het relaas van zijn
huwelijk met zijn vriend Matroos Vosch, alias Joop Schafhuizen, is
uiteindelijk diep triest. Het houdt veel langer stand – tot zijn
einde – dan al zijn voorafgaande affaires met mooie jongens. Als
ik alles wat geschreven staat, moet geloven, dan was het van meet af
aan een vechthuwelijk met als basis wederzijdse berekening. Het woord
liefde ben ik niet tegengekomen, terwijl het daar toch om zou
moeten draaien als ik de eerdere boeken van Reve moet geloven.
Schafthuizen verschafte Reve een zekere mate van veiligheid en
zekerheid in diens steeds stuurlozer wordende leven. Reve besefte dat
hij dat houvast nodig had ook al was het soms een dwangbuis. Meerdere
malen, zo lees ik, vraagt hij vrienden en bekenden om niks te laten
weten aan Joop. Soms zelfs verzint hij verhalen om maar geen ruzie
met Joop te krijgen. In ruil voor de geboden vastig en veiligheid mag
Schafthuizen in de loop der jaren steeds meer beschikken over geld en
middelen van Reve om er zijn eigen dingen te doen ( bijvoorbeeld
kunst verzamelen). Uiteindelijk eigent Joop zich de zeggenschap toe
over alles wat Reve doet, zelfs over diens
vriendenkring. Hij stuurde mensen die hem niet bevielen uit naam van
Reve de laan uit. In plaats van een huwelijk tussen 2 geliefden, kun
je – zeker in de laatste jaren van Reve – msschien wel van een
duivelsverbond spreken.
Langzaam maar zeker
neemt Schafthuizen het leven van Reve in handen. In het begin
probeert Reve er nog onderuit te komen door stiekum ontmoetingen te
organiseren of dingen aan te schaffen. Maar met de voortschrijdende
geestelijke en lichamelijk aftakeling van Reve wordt zijn sociaal
isolement steeds groter en de greep van Schafthuizen steeds strakker.
Uiteindelijk beslist Schafthuizen in naam van Reve over welke
uitgever nog werk van Reve mag uitgeven (uitgever Veen wordt na
tientallen jaren van zorgvuldig uitgeefwerk genadeloos aan de kant
gewerkt waarbij ook persoonlijke banden zonder pardon overboord
worden gegooid), over de inrichting van een door het Letterkundig
Museum te organiseren tentoonstelling enz. Hij bemoeit zich zelfs met
de intiemste vriendschappen van Reve zoals die met zijn voormalige
vrouw Hanny Michaelis. Het is Schafthuizen die haar telefonisch
verbiedt om nog langer contact te mogen hebben met Reve.
Niemand die er iets aan
doen kan waardoor Schafthuizen steeds brutaler en arroganter wordt.
Personen die het wagen om ook maar een enkele kanttekening te
plaatsten bij zijn voornemens en plannen met het werk van Reve, worden van de ene dag op de andere dag verbannen uit hun sociale én
zakelijke leven. Nu ging Reve zelf ook niet zachtzinnig met familie,
vrienden en kennissen om, maar in tegenstelling tot Schafthuizen is
dat tot op zekere hoogte het privilege van een Groot Schrijver. Al
hoewel de hatelijkheden tegen zijn broer Karel soms wel heel erg ver
gingen. Iemand dood wensen doe je niet, maar zeker niet je eigen broer.
Reve draaide er zijn hand niet voor om.
Besefte Reve niet meer
wat zulke woorden betekende? Voelde hij het gewicht van zijn woorden niet
meer door het veelvuldige gebruik van ironie en verhaspeling van
ernst tot pseudo ernst en clichés? Of scherper geformuleerd, was hij
uiteindelijk verdwaald in zijn eigen klucht? De klucht die hij
telkens opnieuw opvoerde voor zijn publiek? Je kunt niet ongestraft
een leven lang – hoe scherpzinnig ook – de ironische clown uithangen alsof de werkelijkheid geen gewicht meer heeft. Je verliest
dan uiteindelijk het contact met die werkelijkheid. Misschien was dat wel de grootste tragiek in het leven van Reve. Langs de weg van de ironie raakte hij verdwaald in het leven zelf waardoor zijn eigen leven een klucht werd.
* Nop Maas, Gerard
Reve, Kroniek van een Schuldig Leven, De Late Jaren 1975 – 2006,
G.A. Van Oorschot, Amsterdam.
De foto toont mooi dat Joop Schafthuizen Gerard Reve -eens mijn favotite schrijver -in zijn greep heeft. en hoe!
BeantwoordenVerwijderenGoed blog petrus. Lijkt mij geschreven met liefde en respect.
BeantwoordenVerwijderenReve staat er afhankelijk op.
BeantwoordenVerwijderen