De dood van Desi Bouterse en Jimmy Carter roept herinneringen op aan gebeurtenissen waar ik indertijd mee te maken had. Tijdens het presidentschap van Carter woonde ik in Costa Rica. In buurland Nicaragua was een al lang smeulende opstand tot uitbarsting gekomen om uit te draaien in een burgeroorlog tussen linkse Sandinisten en de gardisten van dictator Somoza.
Jimmy Carter had iets gedaan wat voor de media en de internationale politiek niet zoveel betekenis had, maar voor Latijns Amerika daarentegen van heel grote betekenis was. In 1977 zegde hij Panama per verdrag toe het beheer van het Panamakanaal aan Panama over te dragen. Daarmee verdween een heel groot punt van spanning tussen Latijns Amerika en de VS van tafel. Het betekende nieuwe kansen voor de immer troebele verhoudingen tussen VS en Latijns Amerika als gevolg van het imperiale optreden van Amerika in Latijns Amerika.
Carter respecteerde meer dan zijn voorgangers de onafhankelijkheid van de Latijns Amerikaanse landen en de mensenrechten. Daardoor was zijn opstelling in de burgeroorlog tussen Sandinisten en dictator Somoza, de zetbaas van Amerika kritisch tegenover het regime van Somoza. Het was aan de Organisatie van Amerikaanse Staten om een weg uit die burgeroorlog te vinden. Een van de voorwaarden was dat bij een overwinning van de Sandinisten, die aan de winnende hand waren, de macht zou worden overgenomen door een zo breed mogelijke, democratisch gezinde regering.
Dat was voor de in Cuba geschoolde marxistische Sandinisten een moeilijk te verteren punt maar als ze wilden winnen dan zat er niks anders op. Er kwam een brede coalitie van oppositiegroepen tot stand die op een persconferentie in juli 1979 in een hotel in San José, Costa Rica een voorlopige regering van wederopbouw presenteerde met daarin vertegenwoordigers van verschillende lagen uit de Nicaraguaanse samenleving waaronder een ondernemer, een schrijver en een priester.
Daarmee kwam de weg vrij voor brede politieke en militaire steun (wapens via Panama en Costa Rica naar Nicaragua) steun aan de rebellen tot stand. De tot die tijd door Amerika gesteunde dictator Somoza kwam in een politiek isolement en werd militair steeds verder in een hoek gedrongen. De val van Somoza volgde spoedig waarna de voorlopige regering het heft in handen nam. Carter heeft de overwinning van de Sandinisten en de democraten op Somoza met zijn houding en beleid mede mogelijk gemaakt.
De 15 Surinamers die in de nacht van 7 op 8 december 1982 onder bevel van Bouterse standrechtelijk zijn geëxecuteerd. |
Na verkiezingswaarnemer voor de Nederlandse regering te zijn geweest in El Salvador en Nicaragua werd ik in 1987 verkiezingswaarnemer in Suriname. Na lang onderhandelen kwamen er verkiezingen die het vertrek van Bouterse moesten inluiden en een terugkeer naar de democratie. De overwinning van het Front maakte een einde aan het bewind Bouterse wat een opluchting was voor Surinamers en de Nederlandse regering.
Sinds de staatsgreep van sergeant Bouterse en zijn militaire kompanen in 1980 waren de verhoudingen tussen Suriname en Nederland ontregeld. Het land dreigde af te glijden naar een bananenrepubliek. Bouterse presenteerde zich als de man die een einde zou maken aan de zogeheten koloniale afhankelijkheid van Nederland. De decembermoorden in 1982 waarbij 15 vooraanstaande burgers uit alle lagen van de bevolking in koelen bloede in Fort Zeelandia geëxecuteerd werden, verhoogden de spanningen tussen Nederland en Suriname.
Een van de slachtoffers was Cyrill Daal, voorzitter van de Moederbond, de bond die Bouterse met algemene stakingen het vuur na aan de schenen had gelegd. Dat kostte Daal in die nacht in Fort Zeelandia zijn leven.
Moederbond secretaris Jan Haakmat vluchtte naar Nederland. Op zoek naar politieke en financiële steun kwam hij ook bij CLAT-Nederland terecht, een solidariteitsvereniging met de Latijns Amerikaanse vakbeweging CLAT. Haakmat was voorzichtig op zoek naar een breed front van verzet tegen Bouterse. CLAT-Nederland bood daarvoor zijn diensten aan. Er brak een drukke tijd aan van lobbywerk naar politiek en media.
Haakmat zocht naar een weg om enerzijds Suriname te bevrijden van de Bouterse dictatuur zonder bloed vergieten en anderzijds een reorganisatie van de vakbonden in Suriname ter ondersteuning van een post-Bouterse, democratisch Suriname.
In Nederland bestond net als in Suriname de nodige verwarring rond de staatsgreep Bouterse. Het zou een progressieve, anti-koloniale coup zijn maar was tegelijk anti-democratisch en autoritair. De Nederlandse regering en de belangrijkste politieke fracties in de Tweede Kamer stuurden samen met de zogeheten oude politieke partijen aan op terugkeer naar de democratie. Dat leidde tot de verkiezingen in 1987.
Hoe dreigend de situatie in Suriname was, bleek tijdens een geheim gesprek tijdens mijn verblijf als verkiezingswaarnemer in Suriname. Bauxiet arbeiders lieten weten, bereid te zijn met geweld Bouterse te verdrijven. Ze beschikten over genoeg zware machines en dynamiet om een confrontatie met Bouterse en zijn mannen aan te gaan. Gelukkig was dat na de verkiezingen niet meer nodig. Die werden gewonnen door de oude politieke partijen waardoor een vreedzaam pad naar de democratie mogelijk werd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten