Al bij vertrek in het busstation wordt onze bus bestormd door verkopers van versnaperingen. |
Ons visum verlengen bleek een heel gedoe, een van het kastje naar de muur geval totdat we uiteindelijk toch genoodzaakt zijn aan de voorwaarde te voldoen dat een visum in het buitenland dient te worden uitgereikt en we derhalve naar het dichtstbij zijnde buitenland dienden te reizen, te weten het Venezolaanse stadje San Cristobal vlak over de grens bij de provincie hoofdstad Cúcuta. (spreek uit Koekoeta met het accent op de eerste lettergreep).
Dat is een reis met de bus van bijna zes honderd kilometer dwars door de oostelijke bergrug van het immense Andesgebergte dat zich uitstrekt van Chili tot Colombia en Venezuela. Een natuurlijke barrière voor iedereen die het continent wil doorkruisen. Gedurende de tocht vragen we ons af hoe de Inca's de uithoeken van hun imperium konden bereiken zonder over paarden en over het wiel te beschikken. En dan nog. Probeer je maar eens een bende Spanjaarden met een paar paarden en kanonnen al reizend door deze bergen voor te stellen terwijl ze totaal geen idee hadden wat hun te wachten stond. Was het de dood of lagen er bergen goud?
We vertrekken met een volle bus in de categorie ‘economico’ want geld voor de luxe nachtbus hebben we niet. Maar goed ook want reizen met een volksbus heeft ook zijn charmes. Er is zoveel volk op pad dat zelfs in het gangpad van de bus krukjes staan wat ons uit het oogpunt van veiligheid niet helemaal verantwoord lijkt. Maar veiligheid op zijn Hollands is een luxe zo hebben we intussen al geleerd. Wij zitten helemaal achterin de bus met onze ruggen tegen de achterwand. Comfortabel is anders maar het is te doen. Naast ons zit een Peruaan, een jongeman met een missie, een religieuze missie. Wat die precies inhoudt wordt me niet duidelijk. Is hij Jehova getuige en zo ja hoe kom je dan van Peru in Colombia terecht? God’s wegen zijn ondoorgrondelijk.
Hoe het ook zij, plotseling zie ik hem met zijn beide handen vastgrijpen aan mijn leuning en kijk ik een gezicht vol schrik. Ware hij blank geweest in plaats van koperkleurig dan zou ik een van een wit weggetrokken gezicht van schrik spreken. Wat bleek het geval? De achterdeur van de bus, de spreekwoordelijke nooduitgang, was zo maar ineens opengezwaaid waardoor hij uit de bus dreigde te vliegen. Zo een vlucht zou hem hoogst waarschijnlijk fataal geworden zijn daar hoog in de bergen op een smalle weg waarvan we ons al de hele tijd afvragen of dat wel goed kan gaan.
Roepende passagiers brachten de bus tot stilstand waarna de chauffeur en zijn assistent de deur vergrendelen. Of deze vergrendeling voldoet aan de gestelde veiligheidseisen is opnieuw de vraag, maar nogmaals veiligheid is een luxe in Colombia. Gedurende de verdere reis kijken we regelmatig om of de nooddeur nog goed dicht zit.
Ondertussen voelen we ons tussen de machtige bergtoppen en het verlaten landschap steeds kleiner worden. Frans Rosier had ons al gezegd dat we een landschap zouden zien dat doet denken aan de eerste scheppingsdag waarvan in het boek Genesis I melding wordt gemaakt. Wetenschappelijk volledig onverantwoord maar wel een beschrijving wat we zien en voelen.
"In het begin maakte God de hemelen en de aarde. De aarde was woest en leeg en over de watermassa lag een diepe duisternis. Maar de Geest van God zweefde boven de watermassa. Toen zei God: ‘Laat er licht zijn.’ En toen was er licht. Het beviel God en Hij maakte een duidelijke scheiding tussen het licht en het donker. Het licht noemde Hij ‘dag’ en het donker ‘nacht’. Het werd avond en het werd weer morgen: de eerste dag."
In het licht van de dag zien we vanuit ons busraam aardse verlatenheid, een ongekende eenzaamheid waar doorheen onze bus als een onnozel nietig diertje angstvallig tussen hoge bergwanden en diepe ravijnen doorheen kruipt. Als het maar niet de weg is naar het einde.
(wordt vervolgd)
Een mens maakt wat mee op reis.
BeantwoordenVerwijderen