Mijn studieplan blijkt veel te idealistisch of misschien zelfs wel te romantisch. Rosier schrijft me diplomatiek dat Dr. Cepeda als hoofd van de afdeling Politieke wetenschappen van de Andes Universiteit, weliswaar bereid is gevonden om mij te begeleiden maar dat hij niet op mijn voorstel zal ingaan om onderzoek te doen in een volkswijk.
“Hij is bereid uw studie te superviseren en u te introduceren waar dit nodig is. Dit laatste zal waarschijnlijk hoofdzakelijk betrekking hebben op de middenklasse en op de leidinggevende lagen van de bevolking. Met betrekking tot de lagere klassen zijn er zeer veel moeilijkheden voor een buitenlander, vooral wanneer het gaat om participerende observatie en over een zo delicaat thema dat u aansnijdt.” (Brief Rosier, 16 februari 1971)
Mijn toekomstige stagebegeleider blijkt zelfs omstreden te zijn onder de studenten, iets wat ook in Nijmegen geregeld voorkomt. Alsof dat nog niet genoeg is waarschuwt Rosier mij in zijn brief dat mijn onderzoek uitgelegd wou kunnen worden als een zoveelste vorm van buitenlandse bemoeizucht. Pottenkijkers hoeven ze niet maar hoe kom ik dan te weten wat er aan de hand is in Colombia?
“Dr.Cepeda is een belangrijk maar tevens zeer omstreden man. Het bleek namelijk enige weken geleden in een publieke motie van de studenten, dat hij hun vertrouwen verloren heeft. Dit soort moties komen hier nogal eens voor, zijn een paar weken sterk en ebben dan weer uit. Hetzelfde heeft momenteel plaats t.o.v. Noord Amerikaanse infiltraties, waarbij men kan beluisteren, dat men de hautaine bemoeizucht van vele buitenlanders zat is. Een dergelijke anti-Noord Amerikaanse houding kan spoedig omslaan in een actie tegen buitenlanders als zodanig.Inderdaad zijn voorbeelden van ontactisch optreden voor het grijpen. Maar studentenmoties generaliseren graag en kunnen daarom spoedig hun weerklank in het gewone volk vinden. Ik herhaal, dergelijke moties zijn gewoonlijk van korte duur, maar kunnen toch een hele ravage achter zich laten in het werk van velen, die zonder reden slachtoffer worden. Het politieke klimaat waarin u komt is wel interessant maar op het ogenblik moeilijk te hanteren door een buitenlander.” (brief van Prof.I.Rosier, Universidad de los Andes, Bogota, 16 februari, 1971)
Die anti-Noord Amerikaanse houding onder studenten begrijp ik. Wat voor ons aan deze zijde van de oceaan de Vietnam oorlog is, is voor de Latino studenten Cuba. Dat land is de lakmoesproef voor vooruitgang, vrijheid en waardigheid voor het hele Latijns Amerikaanse continent geworden en uiteraard vooral voor studenten. Maar ik ben geen Amerikaan en ik kom, om het mooi te zeggen, om een dialoog te voeren met de Latino's. Als dat niet kan via een onderzoek in de volkswijken dan maar op een andere manier. Meeleven in een volkswijk is misschien ook wel wat hoog gegrepen voor een beginneling. Ik hoop in ieder geval wel met studenten in contact te komen om hun kant van het verhaal te horen. Ik reken daarbij op Rosier die naar eigen zeggen goed contact heeft met studenten aan de Andes universiteit als ook aan de Nationale universiteit waar hij voorheen heeft gewerkt als professor sociale psychologie.
Er zit dus niet anders op dan mijn studieplan aan te passen aan de mogelijkheden. Ik kies alsnog met instemming van mijn Nijmeegse begeleider dr. F. Kho voor een klassiek politicologisch onderzoek naar de structuur en cultuur van de twee politieke partijen die sinds de onafhankelijkheid van Colombia aan het begin van de negentiende eeuw de Colombiaanse politiek domineren.
Dit plan valt beter in Colombia. Zijn medewerker Fernando Lièvano biedt mij zelfs per brief aan mij te helpen bij de uitvoering van mijn studieplannen. Volgens hem zou een studie van de structuur en cultuur van de politieke partijen “een belangrijke bijdrage zijn aan de bestudering van onze nationale werkelijkheid in aanmerking nemend dat deze analyse nog nooit op wetenschappelijke basis is gemaakt. Anderzijds biedt dit thema de meeste mogelijkheden om het te ontwikkelen en het past dat het door een buitenlander wordt uitgevoerd in plaats van een Colombiaan vanwege de betrouwbaarheid.” (F. Liévano, Bogota, 8 maart 1971). Dat lijkt me nu ook weer overdreven, het zal wel een beleefde manier zijn om mij alsnog welkom te heten in Colombia.
Nooit op zere tenen trappen.
BeantwoordenVerwijderen