vrijdag 23 juli 2021

6. HET BELOOFDE LAND. NAAR COLOMBIA?


 

Net als Mulisch wil ik het woord bij de daad voegen en naar Cuba gaan. Je kunt natuurlijk eindeloos vergaderen in de catacomben van de Nijmeegse revolutie maar ik ga liever zelf poolshoogte nemen en als het kan daar ook nog wat doen. Het plan is om mijn politicologische stage en scriptie aan Cuba te wijden.

Ik schrijf zonder dralen een brief aan de Cubaanse ambassadeur met een stagevoorstel voor zes maanden. Het plan is om een tijdje te gaan wonen in een Cubaans dorp of stadswijk om daar de politieke activiteiten en opvattingen te observeren en daarover een scriptie te schrijven. Dat heet participerende observatie, de beste manier om te weten te komen wat er onder de mensen leeft, in ieder geval een stuk beter dan met vragenlijsten. Uiteraard ben ik bereid om revolutionair vrijwilligerswerk te doen zoals het kappen van suikerriet. 

Per omgaande krijg ik een uitnodiging van de Cubaanse ambassade voor een gesprek. Van een ambassademedewerker krijg ik te horen dat ik kan alleen kan komen als ik een aanbeveling van de Surinaams-Nijmeegse studentenactivist Marcel Kross heb. Ik ken Marcel als een van de vele activisten die Nijmegen rijk is maar ik behoor niet tot zijn vaste vriendenkring. Sommige activisten draven naar mijn smaak te ver door in hun socialistisch gedachtengoed.

Ik vind het vreemd dat ik een medestudent moet vragen om een aanbeveling. Is dat niet eerder een zaak van de ambassade en het politicologisch instituut, of voor de universiteit van Havana en mij en mijn stagebegeleider van het politicologisch instituut? De aard van de aanbeveling wordt niet toegelicht maar ik vermoed dat het om mijn politieke betrouwbaarheid gaat en dat staat me niet aan. Ik wil niet onder politieke curatele komen te staan van wie dan ook. Geëngageerde wetenschap is prima maar dan wel een engagement waarin ik mijn handen vrij heb.

Ik besluit Cuba op de lange baan te schuiven en op zoek te gaan naar een ander land in Latijns Amerika waar ik stage kan lopen. De belofte van een revolutie broeit immers in het hele Latijnse continent. Zonder te weten of het wat wordt, beginnen Dora en ik ons voor te bereiden op een stageverblijf ergens in Latijns Amerika. We volgen de televisiecursus Spaans “Vamos a ver”. Ik volg het college Latijns Amerikaanse litteratuur en samen doen we in de winterse avonduren op het talenlab van de universiteit de linguaphone cursus Spaans. 

Om een bredere kijk op de ontwikkelingsproblemen in de Derde Wereld te krijgen volgen we op zaterdagochtend de cursus Universitaire Leergang Ontwikkelingsproblematiek van de NUFFIC (Stichting der Nederlandse Universiteiten en Hogescholen voor Internationale Samenwerking, 1969/1970).

Ter verbetering van onze kennis van het Spaans volgen we een zomercursus aan de Universidad de Navarra in San Sebastian. Het is en blijft merkwaardig om Spaans te leren in Baskenland, een land niet Spaans maar Baskisch de moedertaal is, een taal die geen enkele verwantschap heeft met het Spaans. Spanje is bovendien niet geliefd in Baskenland vanwege de burgeroorlog waarin generalissimo Franco nogal huis gehouden heeft zoals het bombardement van het stadje Guernica met hulp van de Duitse Luftwaffe. Picasso heeft er een onsterfelijk schilderij aan gewijd.

De reden dat we voor San Sebastian hebben gekozen is simpel, het is de goedkoopste zomercursus. Om de kosten nog meer te drukken kamperen we op een heuvel vlakbij de stad. De colleges zijn in de ochtend zodat we in de middag aan het strand van de baai La Concha ons huiswerk kunnen doen. Vroeg in de avond volgen we bijna dagelijks een lezing over een cultureel onderwerp geheel in het Spaans. De eerste week begrijpen we er zo goed als niets van. Dankzij het dagelijkse bad in de Spaanse taal begrijpen we in de volgende weken telkens een beetje meer.

De cursus is meteen ook een kennismaking met de Spaanse leefwijze, geschiedenis en cultuur, niet onbelangrijk om straks onze weg in Latijns Amerika te kunnen vinden. Latijns Amerika is als voormalige Spaanse kolonie grotendeels een verlengstuk van Spanje geworden. Het is een katholiek continent met als voertaal Spaans. De steden zijn volgens Spaans inzicht gebouwd met Spaanse architectuur.

Om in het kader van mijn stage en scriptie naar Latijns Amerika te kunnen gaan, heb ik academische begeleiding nodig. Dit is het moeilijke gedeelte want hoe vind ik die? Op mijn zoektocht stuit ik op de Werkgroep Studiereizen Ontwikkelingslanden, een stichting van idealistische studenten die medestudenten helpen hun reis naar een Derde Wereld land te organiseren met steun van sponsors. Ik word gevraagd om secretaris reizen te worden. Voortaan reis ik een keer in de week naar Den Haag om als reissecretaris het WSO kantoor in een souterrain te bemannen. Ik maak kennis met studenten die in een Derde Wereld land stage gaan lopen en met sponsors die in natura bijdragen in de kosten. 

Tegen het eind van het jaar 1969 tref ik eindelijk iemand die mij verder kan helpen. Mijn Roomse verleden komt weer boven als ik pater Backx van het Centrum Oriëntatie Latijns Amerika COLAM in Roermond ontmoet. Tijdens een bezoek aan hem zegt hij toe om contact te leggen met de mij onbekende Professor Rosier. Die zal hij binnenkort spreken en dan zal hij hem mijn plan voorleggen. Rosier is professor aan de Universidad de los Andes in Bogota, Colombia.

 

(wordt vervolgd)


 

1 opmerking: