dinsdag 28 november 2017

DE EENZAAMHEID VAN DE ONGELOVIGE 16

Zo maar een feestje met mijn vrienden bij ons thuis
(ongeveer 1962)

Hoe ik op de Hogere Burger School terecht ben gekomen is een mirakel. Als kind uit een eenvoudig maar degelijk Brabants gezin van het platteland ben ik voorbestemd voor de Mulo en anders de ambachtsschool. Hoe gek het ook is, deze veronderstelde normale gang van zaken wordt bevestigd door een spygologische test in de zesde klas van de lagere school. In een brief aan mijn ouders lees ik geheel toevallig de uitslag dat ik mogelijk de Mulo kan halen.

Ik heb daar geen vrede mee. Van meet af aan ben ik vastbesloten om tezamen met mijn vrienden van school en verkenners naar het Titus Brandsma Lyceum te gaan, wat anderen ook mogen beweren de spygologische test incluis. Waarom zou ik niet kunnen wat mijn vrienden kunnen? Op school en bij de verkenners deelden we lief en leed. Ik heb me ook nooit de mindere gevoeld, ook niet de meerdere maar dat spreekt vanzelf. Wat weten de spygologen daar nou eigenlijk van?  

En dan gebeurt het mirakel. Zonder dat ik weet heb van enig overleg thuis of met wie dan ook, fietst mijn moeder op een avond in de lente naar het Lyceum om mij in te schrijven voor het toelatingsexamen. Dat is een mirakel, want ze had het net zo goed niet kunnen doen. Vanwaar dat besluit? Omdat mijn ouders vonden dat ik verder moest kunnen gaan dan daar waar zij gebleven waren? Mijn moeder heeft de lagere school nooit af kunnen maken. Ze moest als oudste dochter van negen kinderen haar moeder thuis helpen. Mijn vader was een self-made vakbondsman. Na de lagere school moest hij gaan werken in de industriële slachterij Zwanenberg. Onderwijl deed hij de een na de andere cursus. Hoe dan ook, de Mulo was dan toch mooi geweest?

Het wordt een nog groter mirakel als ik voor mijn toelatingsexamen een gemiddeld zeven haal. Alsof de duvel speelt met de spygologie en de hele maatschappelijke orde. Of is het slechts toeval of het lot? Niemand die het weet. In ieder geval krijg ik dankzij de gemiddeld zeven de schoolboeken voor het eerste leerjaar gratis. Dat is mooi meegenomen want breed hebben we het thuis niet.


Dit is niet de eerste keer in mijn nog korte aardse bestaan dat het lot, het toeval of de goden mij gunstig gezind zijn. Het heeft maar een haartje gescheeld of ik was dood geweest voordat ik de tweede klas van de lagere school af had kunnen maken. Had onze huisdokter W. uit de Molenstraat tijdens zijn huisbezoek niet een hersenvliesontsteking vastgesteld in plaats van een onschuldige griep en had hij toen niet meteen een taxi besteld om me naar het ziekenhuis te brengen, altijd een luxe behalve in noodgevallen, dan was ik een vroege dood gestorven. Maar mijn tijd was nog niet gekomen. Ik overleefde dank zij onze huisdokter, de ziekenhuis sjamanen en de Zusters van Liefde.

(verschijnt elke dinsdag)

3 opmerkingen:

  1. Opmerkelijk genoeg heb ik een soortgelijke ervaring. In 1958 constateerde onze huisarts bij mij hoge koorts en verklaarde dat als buikgriep. Mijn vader vertrouwde het niet en liet mij met spoed per taxi naar het ziekenhuis brengen. Daar constateerde men darmperforatie en kon men mij op het nippertje redden. Ik lag tot slot een volle maand in het ziekenhuis. Mijn vader verdient postuum lof voor zijn voortvarendheid.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. God's wegen of die van het Lot zijn ondoorgrondelijk. Het is goed dat je behouden bent gebleven voor het mensdom waardoor je nog veel goeds hebt kunnen doen voor de medemens.

    BeantwoordenVerwijderen