vrijdag 14 maart 2025

MEXICAANSE VERTELLINGEN 30. DE REVOLUTIE IS GEEN VETPOT

Voor sommige haciënda's is na een halve eeuw nog geen goede bestemming gevonden.

 

Sara werkt als dienstmeisje bij een bekende familie. Een oudere zus heeft haar aan de betrekking geholpen. Die werkt al langer als dienstmeisje. Als oudste was zij de eerste die uit huis ging en voor zichzelf zorgen. Dat was meteen een mond minder te voeden en dat scheelt in een huishouden met zeven kinderen. Een groot gezin onderhouden met een paar stukken grond waar je niet veel meer kunt zaaien dan bonen en mais, enkele stuks vee houden en af en toe hier of daar wat bijverdienen is zwaar.


Sara is gewend aan een sober en eenvoudig leven, min of meer hetzelfde leven als dat van Diego. Hij is ook in zo'n gezin opgegroeid totdat hij bijna per abuis revolutionair werd. Die revolutie heeft hem meer veranderd dan zijn dorp als is er daar ook wat veranderd, niet veel maar het zijn veranderingen.


Het was niet meteen vooruitgang toen de eigenaar van de haciënda in zijn dorp vluchtte. Die zag de bui hangen en wilde niet het risico lopen er met geweld uitgejaagd te worden of erger. De revolutie kent geen pardon voor de grootgrondbezitters behalve dan degenen die het met ze op een akkoord gooiden. Maar uiteindelijk moest je de boel toch wel opgeven want dankzij de revolutie zijn haciënda’s een aanklacht geworden tegen armoede. Ze moesten teruggegeven worden aan de gemeenschap dat wil zeggen aan de boeren in het dorp.


In de ogen van Diego zijn de grootgrondbezitters een soort landadel die nooit genoeg grond hadden. Meer grond betekende meer profijt en landarbeiders waren er altijd genoeg voorhanden. De meeste boeren in het dorp verhuurden zich noodgedwongen als landarbeiders om hun karige inkomsten aan te vullen. Daar heeft de revolutie een einde aan gemaakt maar of dat ook een verbetering was voor de dorpelingen, is nog maar de vraag. 


De gebouwen van de haciënda staan sindsdien leeg. Soms schuilen er mensen in, vluchtelingen van elders, op drift voor de revolutie. Ze hebben hun hele hebben en houden moeten achterlaten. Ze zijn bang voor de revolutie. Er zwerven roversbenden van voormalige soldaten, deserteurs vaak ook,  die geen pardon met je hebben. Ze laten je voor dood aan de kant van de weg of in het bos liggen. 


De dorpelingen houden een oogje in het zeil. Ze jagen de vluchtelingen niet meteen weg, dat zou onmenselijk zijn maar ze waken ervoor dat er geen brand uitbreekt of de boel wordt geruïneerd. Dat laten ze aan de tijd over maar ze hopen dat zij ooit de gebruik kunnen maken van de gebouwen. 


Ze durven de gebouwen niet op te eisen. Je weet maar nooit of niet een of andere gouverneur of andere hoog geplaatste politicus er zijn oog op heeft laten vallen.Nee, als ze iets geleerd hebben van de geschiedenis, dan is het om politici voor de voeten te lopen. Dat kan je zomaar de kop kosten.


Ze hebben we toestemming om de intussen braak liggende grond van de haciënda voor het dorp te gebruiken. Dat is tenminste iets. Iedereen heeft nu een beetje meer grond. In de praktijk betekent dat  iets meer bonen en mais voor het gezin. De revolutie is geen vetpot. 


2 opmerkingen:

  1. De doorsnee boer en burger gaat er in het algemeen zelden op vooruit door een revolutie.

    BeantwoordenVerwijderen