vrijdag 17 juni 2022

53. HET BELOOFDE LAND. DE WEG TERUG

 

Zo komen we San Augustin binnen. Voorop het beladen lastpaard met zijn indiaanse begeleiders. Dora volgt op een kleiner paard.

Het is drie uur in de nacht en dus nog donker als we het kamp opbreken. We hebben ongeveer zes uur geslapen. Dat we zo vroeg opstaan is omdat we hebben afgesproken met de indiaanse om rond vier uur de paarden te komen halen. We vertrekken zo vroeg om er zeker van te zijn dat we de bus van half negen in San Augustin halen zodat we op tijd aankomen bij de finca (boerderij) van de neef van Oscar. 

Met de zaklamp van Oscar voorop gaan we op weg. Om stipt vier uur staan we bij de hut en het is nog steeds pikkedonker. Je staat er niet bij stil als je net uit de stilte van de wouden en de bergen komt maar het eerste teken van leven dat we horen is een transistor radio die schreeuwerige reclameboodschappen over het armoedige bestaan van de indigenas uitstort. Er brandt een kaarsje in de deuropening van de hut. Waarschijnlijk bedoeld als signaal voor ons. Dan doemt voor ons een zwaaiende zaklamp op. We zijn opgemerkt.

Ik krijg het gevoel een onbekende, duistere, absurde en ouderwetse zwart-wit film te zijn binnengestapt begeleid door vreemde filmmuziek. Of liever, het is alsof ik in een tijdmachine terecht ben gekomen zonder te weten in welke tijd ik ben beland. Het zou honderd jaar terug geweest kunnen zijn als de transistor radio en zaklamp er niet waren geweest. Het zou ook honderd jaar verder kunnen zijn en dat wat ik hier voor me zie het enige is wat is overgebleven van onze beschaving. 

De zaklampen en het kaarsje in de deuropening van de hut scheppen een sfeer van geheimzinnigheid. We zien een man met een zaklamp en een paard uit de bergen naar beneden lopen. Om de film compleet te maken doemt achter ons uit de duisternis een flakkerende fakkel op gedragen door een van de zoons van de oude indiaanse. Samen met zijn broer komt hij de twee paarden brengen. Ondertussen wordt er geen woord gesproken.

We hebben nu drie paarden. Het grootste paard wordt beladen met al onze bagage zodat we dadelijk lichtvoetiger kunnen lopen dan bij de aankomst. De twee kleinere paarden zijn de rijpaarden voor Cielo en Dora. Ze worden aan de leidsels gehouden door de twee broers. De oude vrouw geeft aan een van de jongens voor onderweg een grote kan zwarte koffie mee. Het lastpaard wordt geleid door de tienjarige zoon van de dochter. 

We lopen nog steeds in het donker de berg terug op naar het zandpad richting San Augustin. De twee broers lopen op hun blote voeten. De andere jongen loopt op afgetrapte schoenen. Hij heeft als enige van de drie een dunne poncho om tegen de koude van de nacht. Die kou blijft hangen tot de zon boven de bergkam komt. Dan verdwijnt de kou nog sneller uit de lucht dan sneeuw voor de zon.

Eenmaal boven op de zandweg gaan onze indigena jongens als vanzelf sneller lopen. Oscar en ik hebben zoveel moeite om ze bij te houden dat we zwijgend doorlopen. De drie jongens daarentegen lopen als kieviten. Alsof ze aan een plezierreisje bezig zijn. Ze kletsen honderd uit en vertellen grappige verhalen. Tenminste dat maak ik op uit hun gelach want ik versta geen woord van wat ze zeggen. Ik denk dat deze trip een buitenkansje voor ze is om wat van de bewoonde wereld te zien.

Humberto die lange tijd manhaftig voorop heeft gelopen, wordt het teveel. Hij zeigt in ademnood neer op een steen langs de weg. Roberto die eerst trouw naast Cielo heeft gelopen, blijft bij hem. Wij lopen met z'n alle stug door. Straks als we zijn aangekomen, kunnen we genoeg uitrusten. Om half zeven, het is ondertussen licht geworden, komen we aan in San Augustin. We hebben er precies twee uur over gedaan. Dat krijg je als je paarden huurt, dan valt zo een tocht best mee.

(wordt vervolgd)
 

1 opmerking: