Het grote gevaar van kernenergie zit hem niet zozeer in de risico’s op een ongeluk of ramp maar de opslag van het afval, een probleem waar de industriële samenleving sowieso mee worstelt. Kernafval neemt daarin een bijzondere plaats in vanwege de hoeveelheid straling die gevaarlijk is voor mensen.
Voor Greenpeace is geen enkele twijfel mogelijk dat die straling levensgevaarlijk is. Zij vergroten het probleem door alle afval als gevaarlijk te bestempelen en het risico op een ramp te benadrukken. Greenpeace jaagt zijn lezers angst aan.
“Kerncentrales gebruiken uranium als brandstof. Er is in de bijna 70 jaar kernenergie wereldwijd al zo’n 400.000 ton aan hoogradioactief afval geproduceerd waar we niet van weten wat er mee te doen – dat is zo’n 150 km aan vrachtwagens vol met een onoplosbaar en gevaarlijk probleem. Veel ervan ligt opgeslagen in waterbassins die continu moeten worden gekoeld. Als die koeling wegvalt, kan dat tot een ramp leiden. Geen enkel land heeft tot nu toe een definitieve oplossing voor dit afval. “
Milieudefensie van hetzelfde laken een pak. Ook zij jagen hun lezers zoveel mogelijk angst aan.
“Kerncentrales leveren maar weinig kernafval op. Maar dat afval moet tot wel 240.000 jaar van de buitenwereld afgesloten bewaard worden. Dus als bijvoorbeeld de Neanderthalers kerncentrales hadden gehad, zaten wij nu nog met hun afval opgescheept. Dat afval moet al die tijd veilig opgeslagen blijven. En bewaakt. Er is wereldwijd nog geen plek gevonden waar dat veilig kan.”
Het Internationaal Atoomenergieagentschap dat samen met de Europese Commissie en het Nucleaire Energieagenschap wereldwijd de cijfers bijhoudt over productie en opslag van radioactief afval, geeft heel wat meer genuanceerde informatie.
“Volgens deze cijfers waren er tot en met 2016 wereldwijd bijna 38 miljoen m³ vaste radioactieve afvalstoffen geproduceerd. Hiervan was meer dan 80% als reeds (definitief) afgevoerd aangemerkt en de rest bevond zich in tijdelijke opslag. Radioactief afval met de hoogste radioactiviteit en/of met de langste halfwaardetijd (HLW) vormt het kleinste deel van de vaste radioactieve afvalstoffen wereldwijd (ca. 0.08% van totaal vrijgekomen en 0.41% van totaal opgeslagen), maar is nog niet voorzien van een definitieve afvoer.” (Wikipedia: radioactieve stoffen)
Wetenschappelijk gesproken valt het afvalprobleem mee. “Wanneer men kernafval een eeuw bewaart (bijvoorbeeld in een bunker zoals van de COVRA in Borssele), is 90 % van de straling verdwenen. De radioactiviteit die resteert, is te vergelijken met wanneer u in het ziekenhuis wordt doorgelicht. Dat is wel riskant - het verhoogt de kans op kanker - maar wel een risico waarmee we kunnen omgaan. Je kunt het afval dan veilig onder de grond opbergen. Het afval heeft na een paar eeuwen immers ongeveer dezelfde straling als het oorspronkelijke uraniumerts en dat heeft per slot van rekening miljoenen jaar onder de grond gezeten zonder dat het bewaakt werd door gewapende beveiligers of dat er waarschuwingsborden in twintig talen bij stonden.” (Simon Rozendaal in EW van 2 april 2022)
Kernafval behoort tot de aanvaardbare risico's die bij een geïndustrialiseerde samenleving horen zoals ook daar zijn vliegen, autorijden, ruimtevaart, operatief ingrijpen, medicijnen met bijwerkingen, vaccinaties enz. enz.
De alternatieven voor energievoorziening zoals de door Greenpeace en Milieudefensie gepromote windmolens en zonnepanelen hebben ook ene afvalprobleem. Zo weet men zich nog geen raad met versleten wieken. Die zijn niet te recyclen zodat ze voorlopig ook maar begraven worden.
“Voor drie van de belangrijkste onderdelen van het klimaatbeleid, te weten windmolens, zonnepanelen en elektrische voertuigen, geldt dat er de komende jaren een groot afvalprobleem gaat ontstaan. Voor alle drie geldt dat:
er zeer grote aantallen van nodig zijn;
de levensduur relatief kort is;
de gebruikte materialen voor een groot deel niet herbruikbaar zijn.
De materiaalbehoefte is voor alle drie bijzonder groot en daarmee ook het afvalprobleem. Voor zonne- en windenergie geldt dat de materiaalbehoefte zeker 10 keer zo groot is als bij energiewinning met fossiele brandstoffen. Een groot deel van de grondstoffen is niet te hergebruiken. Het woord hernieuwbaar voor deze energiebronnen is daarom ook minder gelukkig gekozen; ze verbruiken weliswaar geen brandstoffen, maar wel grote hoeveelheden grondstoffen. Onderstaande grafiek geeft een indicatie van het materiaalgebruik van CO₂-arme energiesoorten.”
Voor één windturbine is zo'n 900 ton staal, 2.500 ton beton en 45 ton kunststoffen benodigd. Alleen het staal is relatief goed te hergebruiken. De gewapende betonvoet kan alleen maar met betonbrekers omgezet worden in kleine brokjes betonpuin (betongranulaat). Hiervoor zijn zware machines nodig die veel energie verbruiken. . . Het grootste afvalprobleem van windmolens heeft te maken met de wieken van de molen. Deze zijn grotendeels gemaakt van kunststoffen: een mengsel van glasvezel of carbonvezel met composietmateriaal. Door deze gemengde samenstelling is het materiaal erg moeilijk te recyclen. Het storten van de bladen is in Nederland niet toegestaan, maar in grote delen van de wereld gebeurt dit wel.” (zie: klimaatfeiten.nl)
Vergelijk dit eens met het afzinken van het Shell olieplatform De Brentspar in de Noordzee waar Greenpeace indertijd zo een kabaal over gemaakt heeft. Naderhand bleek tot schande van Greenpeace dat ze het ook nog eens glad mis hadden. Olieplatforms stellen niets voor vergeleken met wat er nu op zee wordt neergezet aan windmolens. Maar daar horen we Greenpeace niet over.
(wordt vervolgd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten