vrijdag 13 maart 2020

DE SPROOKJESJAREN ZESTIG 51, EINDE ROODKAPJE

Zelfportret

Na veel wikken en wegen besluit ik een einde te maken aan mijn dwaling in het labyrint der liefde. Zeker geen pijnlijke momenten meer voor Dora. Ik hoop maar dat de schade meevalt en ze mijn dwaling vergeeft als een gevolg van tijdelijke ontoerekeningsvatbaarheid. Nu ik mijn geestelijke vermogens weer terug heb, kies ik onvoorwaardelijk voor haar. Ik trek het boetekleed - geestelijk wel te verstaan - aan en strooi eveneens geestelijk te verstaan as op mijn hoofd. Ik zeg haar dat het mijn schuld is, mijn schuld en nog eens mijn schuld. Wat ook zo is.

Dora is nog altijd boos en verdrietig maar als ze mijn besluit hoort is ze verbaasd en blij tegelijk. Om het met een stevig cliché te zeggen; ze lacht door haar tranen heen. Wat wil een man nog meer? Hoewel, ze blijft op haar hoede. Ze is nog altijd op het ergste voorbereid. Ze vertrouwt het nog niet helemaal maar is blij dat ik van gedachten ben veranderd. Ik opereer behoedzaam tussen de klippen van pijn, verdriet, boosheid en wantrouwen door en probeer vooral niet onhandige of domme dingen te zeggen. Ik let op mijn woorden want ik wil niet opnieuw haar ziel beschadigen. Ik luister en kijk aandachtig, op zoek naar een houvast tot herstel van onze liefde. Ik zie aan haar ogen dat zij hetzelfde doet. We zijn op zoek naar elkaar en wie zoekt zal vinden.


Voorzichtig nemen we de draad tussen ons weer op en laten het verdriet, de pijn en de boosheid langzaam achter ons. Hoe kun je dat beter doen dan door liefde en lust te delen in haar smal bed? Daar onder het schuine planken dak van haar zolderkamer maken we een nieuw begin met ons liefdesverhaal en verjagen het sprookje van Roodkapje naar de uithoeken van onze geschiedenis. Met elke volgende vrijpartij verdwijnt Roodkapje steeds verder in de mist tot ze uit het zicht verdwenen is.

`
“Aan de schone jeugd der beide sexen

Mint en kust, o jongelingen!
Lieve meisjes! Mint en kust.
Denkt, als de ouderdom u nadert,
Is de minvuur uitgeblust.
Kom, besteedt dan wel de dagen,
Die des levens bloeitijd biedt,
En verzuimt uw brandende offers
Aan de ted’re Venus niet!”
enz.

(Leonard de Vries, Eros’ Lusthof, De spiegel der vrijerij en minnekunst 2, Meulenhof Amsterdam.

Zo maken we tussen de schone lakens van het smalle bed een einde aan het sprookje van Roodkapje en beginnen ons eigen sprookje van vlees, bloed, zweet en tranen. Hoe lang dat sprookje gaat duren weten we niet maar er zullen zeker reuzen en heksen in voorkomen maar ook elfen en tovenaars. Geluk en tegenslag zullen elkaar afwisselen maar zo lang het sprookje duurt zullen we niet alleen zijn.

(verschijnt elke vrijdag)

Elke gelijkenis met bestaande personen 
of gebeurtenissen berust op louter toeval.

1 opmerking: