vrijdag 6 maart 2020

DE SPROOKJESJAREN ZESTIG 50, SPROOKJESPRINS



Ze vraagt mij verbijsterd of ik van plan ben haar in de steek te laten vanwege een sprookje? Is dat wat ik kom vertellen? Maak ik het uit om als een verliefde aap achter een sprookjesmeid aan te lopen die ik waarschijnlijk nooit meer zal vinden en die, als ik haar wel zou vinden, niks van mij moet hebben? Waarom is ze anders weggelopen uit het café? Denk ik nou echt dat ik een sprookjesprins ben op een Vespa?

Wat kan ik zeggen? Ik raak in de war. Roodkapje is een onvindbaar sprookje daarin moet ik haar gelijk geven. Nuchter bezien is het een hopeloze zaak aan het worden. Ook niet voor de eerste keer. Op de middelbare school heb ik bijna een jaar lang verliefde rondjes gelopen achter blonde krullen. Het liep uit op een fiasco. Maar ondanks de binnensluipende twijfel blijf ik verliefd. Verliefdheid verdwijnt zo maar niet. Verliefdheid houdt zich niet aan feiten. Sterker nog feiten zijn geen feiten als je verliefd bent.


Ik sta machteloos en hulpeloos. Het zien van zoveel verdriet bij de huilende Dora doet me meer pijn dan ik kan zeggen. Ik zou willen dat ik het haar had kunnen besparen, dat ik haar in mijn armen kan nemen en troosten. Maar dat gaat niet meer. Mijn verliefdheid op Roodkapje ligt als een onwrikbaar rotsblok tussen ons in. We zijn onbereikbaar voor elkaar. 


Onmachtig om haar te troosten, druip ik moedeloos af, een intens huilende Dora achterlatend op haar kamer. Bij het besef dat ik in een vlaag van verliefdheid ons liefdesleven op zijn kop zet en wantrouwen tussen ons zaai, word ik overvallen door verdriet en woede tegelijk, op mijzelf en voor het eerst ook op Roodkapje. Wat denkt Roodkapje eigenlijk wel om ons zo van streek te maken met haar komst op mijn kamer en onze romantische rit door Nijmegen?
Boos op Roodkapje, boos op mezelf, boos op de hele wereld rijd ik op mijn Vespa naar Oranjesingel 42. Mocht ik haar eindelijk vinden, ik ben er klaar voor. Ik zal haar inpeperen dat ik verliefd ben op haar, dat ik haar voortaan elke dag wil zien en dat ze moet weten dat ik vanwege mijn verliefdheid mijn Dora teveel leed aandoe.


Het zijn overbodige gedachten want ik vind haar niet. En dan begint onderweg terug naar huis op mijn Vespa de twijfel binnen te sijpelen in hoofd en hart. Heeft Dora niet groot gelijk met haar opmerking dat ik me laat meeslepen in een sprookje? Heb ik het me het dan toch allemaal verbeeld en bestaat ze alleen in mijn hoofd, ook al stond ze die nacht naast mijn bed en heeft ze achter op mijn Vespa gezeten? Lijd ik aan romantische waandenkbeelden? Ben ik geestesziek zonder het te beseffen?


Elke gelijkenis met bestaande personen 
of gebeurtenissen berust op louter toeval.

(verschijnt elke vrijdag)

1 opmerking: