dinsdag 31 oktober 2017

DE EENZAAMHEID VAN DE ONGELOVIGE 12

Berlijn, februari 1968. De Nijmeegse Politeia delegatie na de Europese anti-Vietnam betoging
onder leiding van de toen voor de een beroemde en de ander beruchte Rudi Dutschke,
bijgenaamd Rote Rudi (1940-1879).
Van links naar rechts: mijn aanstaande vrouw Diny,  bioloog Bernard N.
Politeia voorzitter en socioloog Marcel van Herpen en een onbekende deelnemer.

Je leert geen taal spreken of lezen door woorden en grammatica regels van buiten te leren opzeggen. Sommige leraren en hun leerboeken snappen dat niet. Ze verpesten je belangstelling en gevoel voor taal met regels en rijtjes. Een taal moet als vanzelfsprekend lezend of pratend je hoofd binnen komen en zich daar nestelen om er nooit meer weg te gaan. Taal is net als het leven zelf, dat kun je ook niet leren uit een boekje aan de hand van regels en voorschriften.

Taal is de oerkunst van het leven. Leven en taal zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden. De katholieke kerk leert ons toch niet voor niets het Evangelie van de Heilige Johannes die schrijft dat “Het Woord Vlees is geworden”? “In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God…  Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is. In het woord was leven en het leven was het licht der mensen; en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen.”

Het mysterie van God, Leven en Taal in enkele prachtige poëtische regels gevat en dan zijn er leraren op een katholiek Lyceum die taal herleiden tot regels en voorschriften. Kent mijn leraar Nederlands op een katholiek Lyceum deze poëtische regels van de Heilige Johannes niet of begrijpt hij ze niet? Hoe anders moet ik verklaren dat hij ons als een kampcommandant verplichtte om in elk schrift voor Nederlands de beginregel te schrijven: “Doe precies wat er gezegd wordt, niets meer en niets minder.”?  Met zo een leraar Nederlands is het een wonder dat ik mijn liefde voor taal niet heb verloren. Opvoeding heeft gelukkig ook zijn beperkingen. 

Soms vraagt klasgenoot Jos de B. me tijdens onze verplichte huiswerkklas om hulp. We wisselen briefjes uit of we fluisteren. Leren in de vorm van een dialoog maar dat snappen de meeste leraren ook niet. Officieel is het voorzeggen. Meestal ben ik op tijd klaar zodat Jos en ik nog wat ontspannen grappen kunnen maken. We zijn behendig in het ontwijken van de toezicht houdende leraren en paters. Zodra ze zich omkeren en met hun rug van ons af lopen, kunnen wij onze gang gaan. Bevrijd van huiswerk ga ik voldaan mijn vrije avond tegemoet, wetend dat ik het pad van succes ben ingeslagen. 


Na dat ene jaar in de aula en de klas zie ik Jos niet meer en vergeet hem. Ongeveer tien jaar later zie ik hem tot mijn verbazing en verrassing achterin in de bus zitten. Niets veranderd zo te zeggen. We zijn op weg naar Berlijn voor een demonstratie tegen de Vietnamoorlog. Ik ben met mijn vriendin, een vriend en de voorzitter van de degelijk linkse studentenvereniging Politeia. Hij is met een groep van de opstandig radicale Socialistische Jeugd. Hij is al net zo verrast mij te zien. We vullen het gat van ons verleden maar de klik tussen ons is weg. Ik mis de oude zorgeloze Jos. Misschien zijn we beiden te ernstig geworden door de last van de wereld die zo brutaal ons leven is binnen gedrongen? Ik weet het niet. De bus stopt, we zijn in Berlijn aangekomen en gaan opnieuw elk onze weg.

(verschijnt elke dinsdag)

1 opmerking: