FRITUUR, bij Fons en Annie, Breendonk, 1997 |
Bij aankomst in Brussel voor mijn nieuwe baan, overvalt me een paniekerige eenzaamheid. Zo erg zelfs dat ik die avond besluit om in weer en wind weer helemaal terug naar huis in Nederland te rijden in plaats van in mijn pas gehuurde kamer in Brussel te gaan slapen. Hoe kwam dat zo? Aan de baan ligt het niet, die wil ik graag. Ik ben er ook voor gevraagd. In het buitenland werken en wonen is niet nieuw voor me. Ik heb al in verschillende andere grote steden gewerkt, miljoenensteden veel groter dan Brussel, dus dat kan het ook niet zijn. Wat dan wel? Een voorgevoel van toekomstige moeilijkheden of toch een te grote verandering ineens na lang in Nederland gewerkt te hebben? De tijd zal het leren.
Ik ontdek al vlug dat mijn nieuwe Vlaamse collega’s Brussel maar net kennen. Ze komen en gaan naar die stad om er te werken maar ze hebben er verder niks mee. Ze moeten elke dag een paar uur reizen naar hun werk toch piekeren ze er niet over om naar Brussel of omgeving te verhuizen. Liever dagelijks uren in de auto dan hun geboortestad of dorp te verlaten, zo gehecht zijn ze daaraan. Het eigen bekende dorp of stad als veilig centrum van de ingewikkelde wereld. Dat betekent elke morgen vroeg weg om al die anderen die er ook zo over denken voor te zijn.
Voor Vlamingen is Brussel niet hun hoofdstad zoals Amsterdam dat voor Nederlanders is. Als het maar even kan, blijven ze weg uit de stad. Na verloop van tijd ontdek ik dat ik als buitenstaander beter de weg heb leren kennen in Brussel dan mijn Vlaamse collega’s. Die weten enkel de weg naar de parkeergarage van hun werk en sommigen die buitenshuis eten van wat restaurants in de buurt. Bij het zoeken naar een voorlopig appartement in Brussel, krijg ik praktische hulp van een Chileense collega die in de jaren van Pinochet naar België was gevlucht.
(verschijnt wekelijks)
Vlamingen hebben niets met Brussel. Dat heb ik in 11 1/2 jaar Antwerpen ook snel geleerd.
BeantwoordenVerwijderen