dinsdag 29 augustus 2017

DE EENZAAMHEID VAN DE ONGELOVIGE 3

Een weekeind kamperen in Maupertuus te Herpen.
De Vossenpatrouille maakt het omheinde kamp op met een tent en een kookvuur
in de grond. Pannen staan klaar. Het hout ligt klaar.
Op de achtergrond passeert net de Hopman.(1959)

Als katholiek verkenner speel ik veel buiten. We hebben een gezette, goedmoedige aalmoezenier. Op zomerkampen draagt hij de mis op. Over geloof spreekt hij niet. Dat wordt bekend verondersteld. Om aan extra geld te komen, collecteren we in ons verkenners-uniform maandelijks onder het katholieke kerkvolk bij het uitgaan van de mis op zondag. Op processies vinden we het een eer om in verkenners-uniform mee te lopen. Als katholieke verkenners horen we bij de Don Bosco parochie, een toepasselijke naam want Don Bosco heeft als priester gewerkt onder de arme kinderen in Turijn.

Op mijn twaalfde jaar krijg ik het kerkboekje “Gebeden voor verkenners, verzameld door de Hoogeerw. Heer Jos Plasschaert, President van het Groot Seminarie te Hoeven, vroeger Diocesaan aalmoezenier in het Bisdom Breda en met tekeningen van Gerrit de Moree, van “Uitgeverij St.Joris, Den Haag 1958.”  Ik neem het stevige kerkboekje altijd mee in mijn plunjezak. 

De aalmoezenier krijgt een of ander indien opgespeld door de Hopman.
Zomerkamp Renkum 1961

Met de ernst van een twaalfjarige jongen neem ik de opdrachten in het voorwoord tot mij:  “ridderlijkheid, oprechte liefde en hulpvaardigheid ten opzichte van alle mensen, eerlijkheid, trouw, gehoorzaamheid, reinheid in gedachten, woord en daad”
Die idealen kan ik volgens het boekje alleen bereiken “als ik Christus weet te vinden en zijn H.Moeder… en met hen vertrouwelijk weet om te gaan.” Het advies is aan mij besteed. Christus wordt een van mijn geestelijke leermeesters met wie ik niet verlegen ben om te praten over wat me bezig houdt, wat me bezielt en mijn teleurstellingen voor te leggen.

“Bidden is praten met Christus. Als je weet te praten over alles wat je prettig, moeilijk en vervelend vindt, over je werk en je plannen, met de eerlijke wil de offers te brengen welke van je worden gevraagd, zul je gaan beseffen, dat bidden je echt gelukkig maakt en ook sterk.” Zo is dat. Niet het bidden maakt me gelukkig, als dat al kan. Het vertrouwelijk onder woorden brengen van wat ik doe en laat, wat ik wil en het besef dat soms offers nodig zijn, helpt om zelfbewust te worden en te beseffen dat Christus geen Sinterklaas is. Dat is de bijdrage aan mijn geluk.

(Verschijnt wekelijks. De volgende op 5 september.)

2 opmerkingen: