vrijdag 6 december 2024

MEXICAANSE VERTELLINGEN 16. HET VERBOND

 

De verovering van Mexico of de onderwerping van Anauac door het Spaanse leger en het Tlaxcalan / Texcocan / Totonac-leger, onder leiding van Hernán Cortés in naam van koning Karel I van Spanje en ten gunste van het Spaanse rijk tussen 1492 en 1521 .

Diego vraagt zich af hoe het komt dat hij zich zo gemakkelijk aanpast aan het stadsleven. Het is - hoe je het ook wendt of keert - een hele omschakeling. Natuurlijk, dankzij zijn soldatenleven heeft hij stap voor stap zijn dorpsleven achter zich gelaten en natuurlijk wordt hij bij tijd en wijle overvallen door heimwee naar zijn dorp maar nooit voor lang. Hij heeft tot zijn eigen verbazing het stadsleven aanvaard.


Is dat uit nieuwsgierigheid? Is dit zijn ontdekkingsreis? Tot op zekere hoogte is dat zo. Toen hij nog in zijn dorp woonde, hoorde hij verhalen over de stad en die wekten zijn nieuwsgierigheid. Die nieuwsgierigheid maakt van hem een ontdekkingsreiziger die nu in een stad woont, nog wel de grootste stad van zijn land.


Ook dat heeft hij intussen geleerd. Zijn land is een groot land met veel steden en dorpen. Er zijn in de wereld nog meer grote landen zoals dat van de noorderburen, het land dat zich Amerika noemt. Hij heeft intussen begrepen dat zijn land met zijn hoge bergen, zoals bijvoorbeeld de vulkaan Popocatepetl bij Mexico-stad, hoogvlaktes, dalen, rivieren tussen twee enorm grote zeeën ligt ingeklemd. 


Men zegt dat staande aan de kust je over een enorme watervlakte uitkijkt die in de verte aan de horizon samenvloeit met de hemel. Het diepe blauw van de zee gaat dan over in het lichte blauw van de hemel. Daar uit die onpeilbare verte kwamen de veroveraars van zijn land. Zij die zijn voorvaderen hebben onderworpen aan nieuwe machthebbers, nieuwe wetten, nieuwe goden, nieuwe huizen en tempels.


Zij - de veroveraars - hebben op de ruïnes van de stad van zijn voorvaderen een nieuwe stad gebouwd, een die nu alweer groter is dan zij toen zich konden voorstellen. Ze hebben de piramides van zijn voorvaderen, deze onmenselijk grote offeraltaren met de grond gelijk gemaakt. 


Ze hebben bovenop de ruïnes, met de stenen van de ruïnes nieuwe tempels gebouwd waarin nieuwe goden worden vereerd in een nieuwe taal. Al wandelend door de stad tussen zijn landgenoten beseft hij meer dan ooit dat hij met zijn indiaanse en Spaanse bloed het tot vlees geworden verbond is tussen zijn voorvaderen en dat van de veroveraars. 


Het dringt tot hem door dat de stad waar hij nu loopt, de in steen vastgelegde gewelddadige bezegeling is van dat verbond en dat er niets anders op zit dan er mee te leven. Hij zal samen met zijn landgenoten zijn stad, zijn land en zijn leven moeten opbouwen. Er is geen weg terug in de geschiedenis, die gaat alleen maar vooruit. Wat kan dan zijn bijdrage zijn aan zijn land dat twee voorvaderen heeft, die van de veroverde volkeren en die van de veroveraars?


1 opmerking: