vrijdag 30 augustus 2024

MEXICAANSE VERTELLINGEN 2. JUAN ONTMOET MOEDER MARIA

Op pad naar zijn maïsakker ontvangt Juan rozen van de vrouw van god, de vader van hun beider zoon.


Dat alles gaat zo goed als voorbij aan de bewoners in het dorp ver weg in de bergen, verborgen tussen bossen en meren.  Daar wonen zij in hun hutten van hout, klei en stro. Het leven gaat er zijn gang zoals het altijd al zijn gang is gegaan. Ze bewerken het land, zaaien en oogsten maïs en eten tortillas. 


Ze missen hun oude goden niet. Die brachten niets dan onzekerheid over de dag van morgen. Zou de zon nog opkomen of zouden ze voortaan in duisternis gehuld moeten leven? Hun bestaan onder de zon moest bij de oude goden verzekerd worden door het offeren van harten van mannen, vrouwen en zelfs kinderen. Met de nieuwe blanke heersers was daar een einde aan gekomen. De zon zal voortaan elke dag schijnen. De angst voor eeuwige duisternis is verdwenen.


Op zo een dag dat de zon hun huizen en hun land beschijnt, wandelt Juan zoals elke dag met zijn schop van zijn huis naar zijn verderop gelegen maïsveld. De akker ligt in de schaduw van bomen en grenst aan een beekje dat uitmondt in een meer verderop. Als de regen uitblijft, tapt hij het water van het beekje af en laat het vrij over zijn akker tussen de maïsaanplant stromen. Daarom heeft Juan altijd een goede oogst. De gezinnen in het dorp hebben nooit honger dankzij de regen en het beekje uit de bergen.


Op die dag verschijnt op zijn pad naar de akker een vrouw in een wit kleed en een blauwe mantel. Hoogst verbaasd en verontrust kijkt hij haar aan. Hij beseft dat er een machtige godin voor hem staat en weet niet wat te doen. Hij zinkt automatisch op zijn knieën en wacht af. Ze stelt hem gerust. Hij hoeft niet bang te zijn. Ze komt met een boodschap voor het dorp.

 

Zij vertelt hem dat zij de vrouw is van de hoogste god, de vader van haar goddelijke zoon Jezus. Juan heeft vernomen dat haar zoon op last van zijn vader aan een kruis is gestorven als het allerlaatste offer om de mensen met de vader te verzoenen. Een daad zo onbegrijpelijk dat het wel goddelijk moet zijn. Wie anders offert zijn zoon op om zich te verzoenen? 


Ze zegt hem op haar te vertrouwen. Hij durft nauwelijks ter instemming te knikken. Het is voor Juan ondenkbaar haar niet te vertrouwen. Ze vertelt hem dat zij samen, de vader, de zoon en zij zelf temidden van de dorpelingen willen wonen. Daarom stelt ze voor dat in het dorp een huis gebouwd wordt waarin zij kunnen wonen: waar god de vader geëerd kan worden, waar het offer van de zoon kan worden herdacht en waar zij de noden van de mensen kan horen.


Hij belooft voor haar aangezicht dat hij een huis zal bouwen voor de vader, de zoon, en haar, zijn moeder. Dan vraagt hij haar hoe de dorpelingen hem op zijn woord kunnen geloven? “Ik ben immers de minste onder hen, met de kleinste akker en het kleinste huis”, zo zegt hij haar.


Moeder Maria, want zij is het die voor hem op het pad staat, pakt zijn mantel en strooit daarin witte en rode rozen. “De rozen zullen getuigen van de waarheid van je woorden”, zegt Maria. Dan verdwijnt ze zoals ze is gekomen. Juan kijkt om zich heen en ziet dat alles is zoals het was. De bomen en de struiken staan er zoals altijd bij. Het pad is nog hetzelfde pad.



2 opmerkingen:

  1. Mooi hoor, al die verhalen over ontmoetingen met Maria. Maar aangezien ze op zoveel plekken zou zijn verschenen, is het waarheidsgehalte niet bijster hoog.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Of het waar is of niet, is niet belangrijk. Het verhaal zegt wat over de kolonisering van de inheemse volkeren in dit geval Mexico.

    BeantwoordenVerwijderen