vrijdag 28 april 2023

27. TERUG NAAR NIJMEGEN. ZWERVENDE KARMELIET

 

Amerikaanse uitgave van "Ik zocht Gods afwezigheid" met het deel over Frankrijk. Uitgever Sheed and Ward, New York 1960.

Ik heb een vrouw en een kind, wat men noemt een thuis. Zo een thuis of gezin is een soort uitvalsbasis waar vanuit je de wereld en de mensen aankunt. Dat heeft Frans niet. Zijn enige thuis is hijzelf. Hij had natuurlijk als karmeliet van het kloosterleven een soort thuis kunnen maken maar daar heeft hij uiteindelijk niet voor gekozen. Hij is een zwervende karmeliet geworden, een priester zonder bijbehorende witte boord of monnikspij, die zich tussen werkende en arme mensen bewoog, ja zelfs probeerde tijdelijk zijn leven met hen te delen.

Hij vertelt in een interview hoe dat zo gekomen is.

“Die spirituele belangstelling trok mij veel meer dan de gedachte missionaris te worden. Toch wil ik, als ik op mijn leven terugkijk, best toegeven dat ik missionaris geworden ben, zij het niet op de klassieke manier. … Een missionaris was in mijn jeugd iemand die het christendom preekte aan volken die dat niet kenden. Die behoefte heb ik niet gekend. Maar op mijn zwerftochten door de Europese industriegebieden en de zelfkant van Rome kwam ik voor een ander missionarisvraag te staan, die mij mijn hele leven is blijven boeien.” (Irenaeus Rosier en Marinus Huijbregtsuitgave, ‘Onverwoestbare Levensdrift, over de ellende van armen’, Mensen met een missie, Oegstgeest pinksteren 1978, blz. 89)

Op verzoek van mensen om hem heen stelt hij van zijn aantekeningen twee boeken samen: “Ik zocht Gods afwezigheid, psychologische peilingen inzake religieus-sociale toestanden in Europa”. De boeken verschijnen midden jaren vijftig en kondigen een doorbraak aan in het denken over de relatie tussen kerk, geloof, kerkvolk en niet gelovigen.

Dat zwervend bestaan brengt een zekere eenzaamheid met zich mee. In de inleiding van deel I benoemt hijzelf die eenzaamheid en  noemt het zelfs isolement. Vanwege dat isolement omschrijft hij zich als toeschouwer. Dat blijft hij zijn hele leven.

“Reeds als student had ik het isolement van de geestelijke stand en ook van de vorming, welke daaraan vooraf gaat sterk aangevoeld. Dit ondanks het feit, dat de geestelijkheid in Nederland het vertrouwen van het volk heeft en met haar activiteit in alle mogelijke levensgebieden doordringt. Ieder beroep en iedere stand heeft een dergelijk isolement. Wij moeten ons hoofdzakelijk beperken tot invoeling in anderen, maar waar het mijn levenswijze zelf betreft zijn we slechts toeschouwers”. (pag. 9 van voornoemd boek, deel I Frankrijk-Spanje)

Om toch die ander te kunnen bereiken spreekt hij over invoeling maar  - en ook daar spreekt hij veel over - daar heb je wel een antenne voor nodig. Noem het een sociale antenne waarmee je de signalen van de ander in de volle breedte kunt opvangen, verstandelijk en geestelijk.

Maar er is nog meer nodig om het tot vriendschap te laten komen. Beiden hebben niet alleen een sociale antenne nodig maar ze moeten ook op dezelfde golflengte zitten. Het gaat Frans dus om een gedeeld levensgevoel en dat kun je slechts met een beperkte aantal mensen hebben. Je kunt nu eenmaal niet van de hele wereld houden. 


 


 

1 opmerking:

  1. En ook niet de hele wereld zal direct op jouw visie zitten te wachten.

    BeantwoordenVerwijderen