vrijdag 18 februari 2022

36. HET BELOOFDE LAND. DE ZOETE INVAL

Frans (Ireneus) Rosier in het midden. Voor hem Dora. Rechts van hem Martha de vrouw van Alavaro rechts. Achter Rosier staat Fernando met naast hem zijn verloofde Beatrice; de foto is gemaakt tijdens een uitstapje in de buurt van Bogotá.

 


Terloops meldt hij tijdens een tafelgesprek dat hij weer slecht geslapen heeft. Niet dat het een probleem is. Hij heeft nooit goed geslapen. Daar kan ik niet over meepraten. Ik ben een heel goede slaper vooral als ik naast Dora lig en dat is sinds ons huwelijk het geval. Als ik hem goed bekijk, zie ik dat Rosier ondanks alle drukte om hem heen een eenzaam man is. Dat zie je vooral als hij languit voor je staat met zijn lange, veel te magere lichaam gekleed in een eeuwig net niet wit overhemd met een veel te ruime boord rond zijn magere hals, een lange grijze broek met daaronder zwarte leren schoenen. Om zijn lijf met afhangende schouders hangt een  vaal blauwe regenjas waarin hij nog magerder wordt dan hij al is. Op zo een moment zie je een kwetsbare man staan die bij het minste of geringste kan omvallen.

Toch is hij altijd druk. Op zijn appartement ontmoet ik voortdurend mensen die iets van hem willen, niet alleen studenten maar ook mensen van hoog tot laag en natuurlijk ook Nederlanders die in Colombia wonen, collega's van de universiteit, uit de kerkelijke wereld enz. Regelmatig bellen mensen naar zijn appartement om te vragen wanneer ze hem kunnen spreken, in de meeste gevallen zelfs dringend. 

Frans is een mensenmagneet. Hij trekt ze op een andere manier aan. Is het zijn manier van praten, zijn levenswijze, zijn verschijning, zijn priesterlijke status of juist zijn status van geleerde en schrijver? Of is het zijn pastorale charisma? De mensen vinden blijkbaar rust bij hem, zielerust zoals bij in een biecht waar je eindelijk met jezelf in het reine komt en weet wat je moet doen om verder te leven.  Blijkbaar kan Frans mensen geven wat hij zelf als zenuwlijder niet heeft. Zoals hij vaak zegt God heeft vreemde kostgangers en hij vindt zichzelf een van de vreemdste.

Zijn appartement is een zoete inval waar de inwonende Fernando, een onofficiële secretaris van Rosier, over waakt. Hij maakt deel uit van een groep studenten die onder leiding van Rosier participerend onderzoek doen in een van de vele krottenwijken van Bogotá. Alle leden van de groep hebben zich verplicht om daar een tijd te wonen om het leven in zo een wijk van nabij te leren kennen.  Het is een gemengd gezelschap. 

Fernando studeert culturele antropologie, Alvaro een naaste medewerker van Rosier werkt intussen als psycholoog aan de universiteit, Oscar studeert voor werkbouwkundige ingenieur. Efraïn die in Agua de Dios woont, blijft af en toe met zijn vriendin slapen enz. Hun achtergronden zijn heel verschillend. Fernando komt uit een rijke familie van koffieplanters in de zuidelijke provinciestad Neiva, Alvaro is zoon van een kapper in Medellin, Oscar de zoon van een zeer vooraanstaand Liberaal politicus en Efraïn van een melaatse familie. Wat ze delen is hun sociale betrokkenheid, de reden ook waarom ze met Rosier samenwerken.

Fernando zie ik bijna dagelijks. Zijn lange golvend zwarte haar tot in zijn nek en zijn klein snorretje dat hij tijdens een gesprek zo af en toe liefkozend streelt, verraden zijn Spaanse afkomst. Net als veel Colombianen in de hoofdstad is hij altijd onberispelijk gekleed in sobere stemmige kleuren. In zijn denken en doen is hij streng voor zichzelf. In tegenstelling tot de algemene Colombiaanse mentaliteit probeert hij zich stipt aan tijd en uur van afspraken te houden. Hij is geen man van mañana, mañana.

Te laat komen duidt volgens hem op een gebrek aan respect. Hoewel ik zelf een man van de klok ben als het om afspraken gaat, vind ik het wel prettig dat in Colombia de klok niet immer regeert.  Gemakzucht, een ander wijd verbreid euvel onder de mensheid, vindt hij hoogst verwerpelijk. Van wat hij weet van Nederlanders, is het een ijverig volkje. Ik geef toe dat we die indruk wekken met onze volle agenda’s maar er is ook veel kouwe drukte bij. Liever vergaderen dan zelf wat doen. 

Wij zien ons zelf graag als mieren en de zuiderlingen te beginnen bij de Fransen en zo verder als zorgeloze krekels. Terwijl wij zorgen voor huisje, boompje, beestje laten zij Gods wateren over Gods akkers lopen. Ondanks hun armoede plukken ze de dag en dat is prijzenswaardig want bijbels. 

“Daarom zeg Ik u: Zijt niet bezorgd voor uw leven, wat gij eten en wat gij drinken zult, noch voor uw lichaam, waarmede gij u kleden zult. Is het leven niet meer dan het voedsel, en het lichaam dan de kleding? En wat zijt gij bezorgd voor de kleding? Aanmerkt de leliën des velds, hoe zij wassen: zij arbeiden niet en spinnen niet; En Ik zeg u, dat ook Sálomo in al zijn heerlijkheid niet is bekleed geweest gelijk een van deze." (Matteüs 6, verzen 25, 28 en 29)

(wordt vervolgd)
 

1 opmerking: