Mijn drie medereizigers op het dek van de veerboot naar Marokko. Links Dora, midden Bernard en rechts Henkius. |
Het lijkt spannend zo een oversteek maar alles gaat als vanzelf. Ons toch wel opvallende autootje met een al even opvallende bemanning gaat zonder problemen op de boot. In een ligstoel op het dek genieten we van de zon en de zee. We hebben geen idee hoeveel geld we in Marokko nodig zullen hebben aan benzine, voor campings, eten en drinken. Voor de zekerheid wisselen we daarom elk honderd Nederlandse gulden om in Marokkaanse Dirhams. Het grootste deel daarvan gaat meteen in de huishoudkas.
Omdat we geen warm eten meer kunnen klaar maken op ons handige tweepits gastoestel voor kampeerders gaan we zuinig eten zodat we misschien zo af en toe warm kunnen eten in een plaatselijk restaurant. Voorlopig eten we platte broden die we op de markt kopen en sardientjes uit blik of zo. Voor de rest wordt het water uit de fles , kraanwater is niet betrouwbaar, frisdrank, thee of koffie op een terras.
We installeren ons op een sobere camping, een grasveld met bomen voor de schaduw, een toilet en een toezichthouder waaraan je het kampeergeld betaalt. Duur is het niet en druk ook niet. Zo te zien is er nog geen kampeertoerisme in Marokko. Ons eerste bezoek is aan de kashba. Die moet je gezien hebben. Daar speelt het dagelijkse Marokkaanse leven zich af. En inderdaad, het krioelt er van de mensen, gekleed in lange kleurige gewaden, in smalle straatjes met tientallen winkeltjes die niet groter zijn dan een groot uitgevallen kast; Ze zijn tot barstens toe vol gestouwd met koopwaar. Aan het plafond hangen spullen, aan de muren hangen spullen, op de straat staan spullen zodat je onder het lopen moet uitkijken niet over koopwaar te struikelen. Het is een uitstalling van koopwaar die je in niks kunt vergelijken met onze keurig geordende en overzichtelijke winkels in Nijmegen of die op den Heuvel en het Walplein in mijn geboortestad Oss.
Het zal wel aan mijn romantische aard liggen maar er hangt een sfeer die doet denken aan de verhalen over de wonderlamp van Aladin, Ali Baba en de veertig rovers en de avonturen van Karl May’s held Kara Ben Nemski in Noord Afrika en het Midden Oosten. Na verloop van tijd ontdekken we dat elk ambacht zijn eigen straatje heeft. Er zijn straatjes met enkel winkeltjes van zilversmeden, een eindje verderop zijn het allemaal houtsnijders, elders is er een heel straatje met alleen glas, tapijten of stoffen.
Het is een kleuren en geuren feest. In sommige straatjes hangen boven je hoofd lange strengen wol in warme zachte aardkleuren die afsteken tegen de strak blauwe lucht. We zijn dan in de buurt van de tapijt en wolwevers. De geur van kruiden en thee met verse munt in een typisch Marokkaans theepotje versterkt de sensatie dat we in een andere, vooralsnog onbekende wereld terecht zijn gekomen.
(verschijnt elke vrijdag)
En de kashba bestaat nog steeds bij mijn weten.
BeantwoordenVerwijderen