vrijdag 31 januari 2020

DE SPROOKJESJAREN ZESTIG 45, VESPA

petrus nelissen, "Vespa", digitaal bewerkte foto

O42 is te ver om te lopen. Ik stel voor dat we op mijn Vespa scooter gaan. Ik vraag haar niet in amazonezit te gaan zitten, dat is elegant maar verboden. Stel je voor dat de politie ons aanhoudt. Dat zou de romantiek van onze nachtelijke rit door Nijmegen teniet doen. Ik geef haar de extra helm die ik altijd aan het stuur heb hangen. Ze zet hem kordaat over haar rode muts en stapt zonder enige gene schrijlings achterop. Voor houvast slaat ze haar rechterhand om mijn middel. Dat voelt meteen vertrouwd alsof we al jaren samen scooter rijden.

De weg ligt er eenzaam bij met zijn knipperende oranje stoplichten. De rit duurt amper een kwartier, genoeg voor mij om er van te genieten.  Roodkapje en ik samen op de scooter door Nijmegen, wie had dat ooit kunnen bedenken? Ik parkeer mijn fel gele scooter met in rood geverfde lippen en de letters GNOT voor in het villatuintje van het café. Terwijl ik de scooter op slot zet, kijk ik om en zie in het lichtschijnsel hoe onopvallend sierlijk ze loopt. Ik voel me wonderlijk op mijn gemak bij haar. Ik stel voor om aan de bar een pilsje te drinken. Eenmaal binnen gaat ze naast me staan. Als ze het glas heft om te drinken, zie ik pas goed haar slanke handen en vingers. 


Nog voordat ik een gesprek met haar kan beginnen, praat ineens aan mijn andere kant iemand tegen me. Een ouderejaars die zijn naam mompelt en meteen op gebiedende toon vraagt of ik wel eens bij een bijeenkomst van de Kritiese Universiteit ben geweest? Te verbluft om te antwoorden gaat hij op dezelfde toon verder. Ik kan naar boven gaan waar een bijeenkomst aan de gang is.


Ik draai me om naar Roodkapje om te vragen hoe zij over het voorstel denkt. Maar ik zie alleen haar lege bierglas staan. Ik kijk vertwijfeld rond maar ik zie haar nergens. Ze is weg zonder iets te zeggen of een gebaar van vertrek te maken of zoiets.  Het lijkt alsof ze van de aardbodem is verdwenen, in ieder geval uit het café. Ik loop voor alle zekerheid een rondje maar ze is en blijft weg. Ik ben alleen.


Wat nu? Terug naar huis of toch maar naar boven gaan, naar de bijeenkomst van de Kritiese Universiteit? Misschien is ze vooruitlopend op het gesprek al boven en staat ze op mij te wachten? Haastig ren ik de trap op maar ook hier is ze niet. Ik loop de kamer in waar druk vergaderd wordt. Ook daar is ze niet. Ik word overvallen door een hopeloos gevoel van eenzaamheid. De vergadering kan me gestolen worden. Ik hoor niet wat er gezegd wordt. Het is lang geleden dat ik me zo eenzaam heb gevoeld. Het zweet breekt me uit.


(verschijnt elke vrijdag)

1 opmerking: