vrijdag 24 januari 2020

DE SPROOKJESJAREN ZESTIG 44, ROODKAPJE

petrus nelissen, 'Roodkapje', digitale collage van een met acrylverf bewerkte foto.

Op dit punt aangekomen, het is winter begin1968, zou ik dit verhaal kunnen beëindigen met een “wij leefden nog lang en gelukkig in een twee onder een kap woning met royale tuin, twee kinderen, liefst een jongen en een meisje, een goed betaalde baan van negen tot zes met grote verantwoordelijkheid en een vierdeurs gezinsauto voor de deur.” 

Natuurlijk, ik moet nog wel mijn kandidaats sociologie halen, daarna mijn doctoraal sociologie en vervolgens een baan vinden waarna we kunnen trouwen. Zij wordt moeder en zorgt voor haard en huis terwijl ik het inkomen voor mijn rekening neem. Voor de nodige spanningen in ons leven zorgen kinderziektes, schoolproblemen en kleine financiële zorgen. Voor de ontspanning zorgen autovakanties naar zonnige landen als Italië en Spanje, waarvan we al een voorproefje gehad hebben, voorts gezellige weekeinden met ouders, familie en vrienden.


Zo zou het gegaan kunnen hebben, ware het niet dat in het vroege voorjaar van 1968 aan het voeteneinde van mijn bed tot mijn verbijstering Roodkapje staat. Ik sliep nog maar net. Ik had tot middernacht twee studies uit het handboek voor sociologische methoden en technieken bestudeerd voor het gevreesde tentamen methoden en technieken, de ruggengraat van een wetenschappelijk verantwoorde sociologie.


Ik geloof mijn ogen niet. Voor de zekerheid knip ik mijn leeslampje aan. Er is geen twijfel mogelijk, daar staat Roodkapje. Ik wist niet dat ze echt bestaat. Maar daar staat ze voor mijn neus in de bekende rode cape met rode kap op en rode schoenen. Vanonder haar cape steekt een gebloemde rok met petticoat. Kijkt ze me ernstig en vragend tegelijk aan? Het is moeilijk haar gezichtsuitdrukking in het schaarse licht in te schatten. Het is geen kind zoals in het sprookje, meer een jonge vrouw. Ik schat haar ergens begin twintig, de onschuld is nog niet helemaal verdwenen.


Dan verbaasd over mezelf vraag ik me af waarom nu net Roodkapje en niet Sneeuwwitje of Doornroosje? Misschien omdat Roodkapje van eenvoudige afkomst is net als ikzelf? De andere twee zijn immers van koninklijke bloede. Aan haar linkerarm zie ik het bekende rieten mandje bungelen met daar bovenop een rood-wit geruite doek die het mandje afdekt.


Met een zachte doch heldere stem vraagt ze of ik mee ga naar het studentencafé O42. Nog steeds niet bijgekomen van mijn verbazing, twijfelend of ik dit allemaal niet droom, stap ik schuchter uit bed. Omdat ik in mijn blootje slaap, loop ik met het deken om me heen naar de hoek van mijn wastafel achter de zelf gemaakte boekenkast en kleed me aan. Samen lopen we zachtjes naar buiten de voorjaarsnacht in.

(verschijnt elke vrijdag)

1 opmerking: