dinsdag 12 december 2017

DE EENZAAMHEID VAN DE ONGELOVIGE 18

Mijn moeder en ik toen er nog niks aan de hand was.

Ik overleef de hersenvlies ontsteking met hulp van pijnlijk venijnige rugprikken en liefdevolle zorg in het Sint Anna ziekenhuis van de Congregatie van de Zusters van Liefde. Ze wassen mij en zorgen voor schone lakens, voor drie maaltijden per dag en in de namiddag een kop thee met snoepgoed. Tijdens het eten en de thee mag het tuigje los en kan ik rechtop in bed zitten. De rest van de dag lig ik op doktersbevel plat op mijn rug, voor de zekerheid vastgebonden in het tuigje.

Mijn moeder komt mij trouw elke dag rond de theepauze bezoeken. Ze staat buiten voor het raam van het glazen huis waarin ik afgezonderd van de rest lig. Af en toe komt mijn vader mee. Praten kan niet, hooguit wat gebaren maken. We zijn als mimespelers. Zij kunnen niet veel anders doen dan naar me kijken in de hoop dat het goed komt. Ik laat zien waar ik mee bezig ben: kleuren, puzzels in elkaar zetten en lezen, vooral lezen want dat kan ik liggend doen.  Ik lig warm binnen, zij staan in de kou, in weer en wind. Het zijn de winterse dagen voor Pasen, het feest van de dood en de verrijzenis van Onze Lieve Heer.

In mijn glazen huis hangt de stilte van het ziekenhuis. Ik lees het katholieke kinderblad De Engelbewaarder, Puk en Muk in China, boeken met de avonturen van prins Wipneus en Pim, een boek met een spannend circusverhaal enz. Het is een groot geluk dat ik kan lezen. Zou Onze Lieve Heer daar aan gedacht hebben toen ik het ziekenhuis in moest? Ik weet dat natuurlijk niet maar het zou kunnen. Hij ziet immers alles.


Vanuit de verte, in de ommuurde tuin van het ziekenhuis zie ik soms een zwarte vogel zitten tussen de kale takken van de struiken. Met mijn eenogige verrekijker, zo eentje die kapiteins ter zee ook hebben, kijk ik naar de vogel tot hij wegvliegt. Het al even eenzame meisje in het glazen huis naast me zie ik soms in haar bed bewegen of zitten. Ook wij kunnen niet met elkaar praten. Mijn moeder vertelt me later dat haar ouders een schoenwinkel hebben. Ze heeft na mijn vertrek uit het ziekenhuis niet lang meer geleefd. Zou zij net als mijn oudste zus na haar dood ook een bruidje van Jezus C. zijn geworden? Door zo jong te sterven heeft ze dat zeker wel verdiend.


(verschijnt elke dinsdag)

2 opmerkingen:

  1. Er zit helaas weinig ratio in waarom de een jong sterft en de ander niet.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Mijn autobiografische roman heeft tot onderwerp dat aan het leven geen touw is vast te knopen of geen peil aan op te trekken.

      Verwijderen