dinsdag 7 november 2017

DE EENZAAMHEID VAN DE ONGELOVIGE 13

Klas 2a (1960-1961), mijn 2e tweede klas op het Karmelieten Lyceum in Oss.
Een normale klas met 30 leerlingen.
Links achter staat de Nederlandse leraar Jansen , het type kampcommandant

 die meer houdt van orde dan van creatieve chaos en improvisatie.
We moeten in elk schrift zijn lijfspreuk schrijven: "doe precies wat er gezegd wordt,
niets meer en niets minder."
Het Karmelieten Lyceum is een mengsel van gemoedelijkheid en orde waarbij de gemoedelijkheid het wint van de orde. De lange pater conrector B. is ondanks zijn strenge imago een wijs man. Bij overtreding van een of andere schoolregel, bijvoorbeeld fluiten in de gang, stelt hij steevast een ontsnappingsvraag. Weet je het antwoord dan mag je doorlopen. Gelukkig zijn de vragen nooit moeilijk.

Sommige leraren kunnen geen orde houden. Te weinig overwicht, geen inzicht in de groepsdynamiek van een klas, onzekerheid, wie zal het zeggen? Als leerling heb je dat al gauw door en dan komt de herrie als vanzelf. Onze jonge leraar Nederlands wordt nog onzekerder. Hij heeft geen idee hoe om te gaan met een klas barstensvol energie en dadendrang. Je krijgt haast medelijden met hem. Je wilt hem helpen maar dat gaat niet. De klas loopt over van overmoedige, hilarische levenslust en daar is geen houden meer aan. Het is de leraar die vertrekt.

De gang op gestuurd worden, vind ik niet echt een straf. Ik vermaak me trouwens op de gang met andere verbannen leerlingen of ik kijk door de gangramen naar de Molenstraat, de hoofdstraat van Oss waarin nooit wat gebeurd. In de hoek staan in de biologieklas is kinderachtig, dan maar liever de gang op. Mijn tekenleraar heeft een andere methode. Hij geeft je een absurde bijnaam. Hoe gek ook, het werkt. Mijn bijnaam is zebra en dat bevalt me wel. Misschien omdat het absurd is? Ik ben het in ieder geval nooit vergeten.

(verschijnt elke dinsdag)


1 opmerking: