Laatst zag ik een documentaire over de
Amerikaanse fotograaf Mike Disfarmer (1884-1959). In
de jaren 30 had hij een fotostudio in het plattelandsstadje Heber
Springs in de staat Arkansas (in 2000 zo'n 7000 inwoners). Zijn
eigenlijke naam was Mike Meyers. Hij was het zesde kind van zeven in
een Duits immigranten gezin. Waarom hij zijn naam veranderd heeft in
Disfarmer ( Geen boer) weet men niet. Men vermoed dat hij niks van
het boerenleven moest hebben en ook niet van zijn familie. Op een
gegeven moment beweerde hij zelfs dat een tornado hem als het ware in
het Meyergezin had gedropt.
Wat ik daaraan vreemd vind, is dat als
iemand een hekel heeft aan boeren en zelfs zijn boerenafkomst
loochent, zo iemand dan toch in een boerendorp als Heber Springs
blijft wonen? Hij begint er zelfs een fotostudio waar hij nota bene
de kost verdient met het fotograferen van alweer boeren en
plattelanders. Nog vreemder is het soort foto's dat hij maakte. Wat
je zou verwachten zijn foto's met de typische 'bevroren pose' van die
tijd. Disfarmer gebruikte immers nog glasplaten en die waren lang
niet zo gevoelig als de latere rolfilms.
De bewoners vertelden dat hij je soms
een tijdje liet staan. Blijkbaar wachtte Disfarmer op een goed moment
om af te drukken. Maar dat Disfarmer bezig was met het maken van
kunst, is nooit bij ze opgekomen. En zelfs nu er tienduizenden
dollars voor originele afdrukken worden betaald, snappen ze nog
steeds niet wat men in die foto's ziet. Voor veel bewoners zijn en
blijven het niet meer dan herinneringen aan familieleden, vroegere
vrienden of kennissen.
Het was een geluk dat na zijn dood in
1959 Joe Albright, een gepensioneerde leger ingenieur met
belangstelling voor fotografie, zijn duizenden glasnegatieven vond en
bewaarde. Zoals hij verklaarde “om er later nog eens wat mee te
doen.” Dat later werd pas 15 jaar later, in 1974 toen de
beroepsfotograaf Peter Miller naar Heber Springs verhuisde om er het
weekblad “The Arkansas Sun” uit te geven. Toen daarin een rubriek
begon “Op een dag zal mijn afdruk komen” waarvoor lezers oude
familiefoto's konden opsturen, leverde Albright enkele afdrukken in
van Disfarmer.
Miller herkende onmiddellijk de
kwaliteiten van de foto's van Disfarmer en en kocht de hele
verzameling van Albright. Vervolgens publiceerde hij een jaar lang
afdrukken van Disfarmer in de rubriek van het weekblad. Hij stuurde
ook afdrukken naar Julia Scully, de uitgever van het fototijdschrift
'Modern Photography'. Die herkende meteen de artistieke waarde van de
foto's en legde er zich vanaf dat moment op toe om de foto's van
Disfarmer onder een breed publiek bekend te maken.
Het werd een ware fotorage waarbij
galeriehouders en anderen op jacht gingen naar originele afdrukken
als ware het kunstschatten, wat ze inderdaad ook werden. Scully en
Miller gaven samen met Addison House het eerste fotoboek uit met de
portretten van Disfarmer onder de titel “Disfarmer, The Heber
Springs Portraits 1939-1946”. Vanaf toen werden de foto's van
Disfarmer werd beschouwd als een van de meest belangrijke
verzamelingen in de geschiedenis van de portretkunst.
De vraag blijft waarom een man die
zichzelf nadrukkelijk “Geen boer” noemt toch zulke indringende
foto's maakt van plattelanders in een plattelandsdorp. Merkwaardig is
ook dat hij in het dorp bekend stond als weliswaar vriendelijk maar
vooral ook zonderling. Je zou zeggen dat kan ook moeilijk anders als
je je afkomst loochent, 'Geen boer' wil heten maar wel in het
plattelandsdorp van je ouders blijft wonen. Hij stierf zoals hij
geleefd had, nogal eenzaam en armoedig terwijl er na zijn dood
duizenden dollars werden gevonden in dozen met negatieven.
Grote kunst en dat is het, wordt dus
niet altijd gemaakt in grote steden of op plekken waar “het”
gebeurt. Disfarmer laat zien dat kunst bij wijze van spreken zo maar
op de hoek van een straat in een plattelandsdorpje kan liggen. Maar
ja, je moet het wel kunnen of willen zien. Zijn dorpsgenoten zagen
het in ieder geval niet en wie weet zou niemand het ooit gezien
hebben als daar niet Albright en Miller waren geweest. Het mysterie
van Disfarmer komt niet dichterbij hoeveel onderzoek er intussen ook
al gedaan is. Wie weet, stelde zijn foto's volgens hemzelf niet veel
voor. Zag hij zelf niet hoe uniek zijn verzameling foto's was.
Ik denk dat je met die laatste twee zinnen de kern raakt.
BeantwoordenVerwijderen