donderdag 8 augustus 2013

HET RAADSEL DISFARMER

Blijkens de constructie van zijn Fotostudio hechtte Disfarmer erg aan goede belichting. Opvallend is ook dat Disfarmer in tegenstelling tot de gewoonte in die tijd hij zijn klanten fotografeerde zonder requisiten inde vorm van een tafeltje, een namaak fonteintje als achtergrond of een sjieke stoel.

Laatst zag ik een documentaire over de Amerikaanse fotograaf Mike Disfarmer (1884-1959)In de jaren 30 had hij een fotostudio in het plattelandsstadje Heber Springs in de staat Arkansas (in 2000 zo'n 7000 inwoners). Zijn eigenlijke naam was Mike Meyers. Hij was het zesde kind van zeven in een Duits immigranten gezin. Waarom hij zijn naam veranderd heeft in Disfarmer ( Geen boer) weet men niet. Men vermoed dat hij niks van het boerenleven moest hebben en ook niet van zijn familie. Op een gegeven moment beweerde hij zelfs dat een tornado hem als het ware in het Meyergezin had gedropt.

Wat ik daaraan vreemd vind, is dat als iemand een hekel heeft aan boeren en zelfs zijn boerenafkomst loochent, zo iemand dan toch in een boerendorp als Heber Springs blijft wonen? Hij begint er zelfs een fotostudio waar hij nota bene de kost verdient met het fotograferen van alweer boeren en plattelanders. Nog vreemder is het soort foto's dat hij maakte. Wat je zou verwachten zijn foto's met de typische 'bevroren pose' van die tijd. Disfarmer gebruikte immers nog glasplaten en die waren lang niet zo gevoelig als de latere rolfilms.

De bewoners vertelden dat hij je soms een tijdje liet staan. Blijkbaar wachtte Disfarmer op een goed moment om af te drukken. Maar dat Disfarmer bezig was met het maken van kunst, is nooit bij ze opgekomen. En zelfs nu er tienduizenden dollars voor originele afdrukken worden betaald, snappen ze nog steeds niet wat men in die foto's ziet. Voor veel bewoners zijn en blijven het niet meer dan herinneringen aan familieleden, vroegere vrienden of kennissen.

Het was een geluk dat na zijn dood in 1959 Joe Albright, een gepensioneerde leger ingenieur met belangstelling voor fotografie, zijn duizenden glasnegatieven vond en bewaarde. Zoals hij verklaarde “om er later nog eens wat mee te doen.” Dat later werd pas 15 jaar later, in 1974 toen de beroepsfotograaf Peter Miller naar Heber Springs verhuisde om er het weekblad “The Arkansas Sun” uit te geven. Toen daarin een rubriek begon “Op een dag zal mijn afdruk komen” waarvoor lezers oude familiefoto's konden opsturen, leverde Albright enkele afdrukken in van Disfarmer.

Disfarmer was niet bang om zij  dorpsgenoten heel indringend van dichtbij te fotograferen. Bij het zien van deze foto krijg ik het gevoel dat hij bijna in de huid van zijn klanten wil kruipen. Hield hij van die mensen of was het zijn artistieke drang? Wie zal het zeggen?
Miller herkende onmiddellijk de kwaliteiten van de foto's van Disfarmer en en kocht de hele verzameling van Albright. Vervolgens publiceerde hij een jaar lang afdrukken van Disfarmer in de rubriek van het weekblad. Hij stuurde ook afdrukken naar Julia Scully, de uitgever van het fototijdschrift 'Modern Photography'. Die herkende meteen de artistieke waarde van de foto's en legde er zich vanaf dat moment op toe om de foto's van Disfarmer onder een breed publiek bekend te maken.

Het werd een ware fotorage waarbij galeriehouders en anderen op jacht gingen naar originele afdrukken als ware het kunstschatten, wat ze inderdaad ook werden. Scully en Miller gaven samen met Addison House het eerste fotoboek uit met de portretten van Disfarmer onder de titel “Disfarmer, The Heber Springs Portraits 1939-1946”. Vanaf toen werden de foto's van Disfarmer werd beschouwd als een van de meest belangrijke verzamelingen in de geschiedenis van de portretkunst.

De vraag blijft waarom een man die zichzelf nadrukkelijk “Geen boer” noemt toch zulke indringende foto's maakt van plattelanders in een plattelandsdorp. Merkwaardig is ook dat hij in het dorp bekend stond als weliswaar vriendelijk maar vooral ook zonderling. Je zou zeggen dat kan ook moeilijk anders als je je afkomst loochent, 'Geen boer' wil heten maar wel in het plattelandsdorp van je ouders blijft wonen. Hij stierf zoals hij geleefd had, nogal eenzaam en armoedig terwijl er na zijn dood duizenden dollars werden gevonden in dozen met negatieven.

Grote kunst en dat is het, wordt dus niet altijd gemaakt in grote steden of op plekken waar “het” gebeurt. Disfarmer laat zien dat kunst bij wijze van spreken zo maar op de hoek van een straat in een plattelandsdorpje kan liggen. Maar ja, je moet het wel kunnen of willen zien. Zijn dorpsgenoten zagen het in ieder geval niet en wie weet zou niemand het ooit gezien hebben als daar niet Albright en Miller waren geweest. Het mysterie van Disfarmer komt niet dichterbij hoeveel onderzoek er intussen ook al gedaan is. Wie weet, stelde zijn foto's volgens hemzelf niet veel voor. Zag hij zelf niet hoe uniek zijn verzameling foto's was.

1 opmerking: