vrijdag 26 januari 2024

26. AMERICA LATINA. FRANS ROSIER

Frans Rosier in zijn appartement in Bogotá, 1971.


Sinds mijn vertrek uit Colombia schrijven Frans Rosier en ik elkaar regelmatig. In Colombia zijn we vrienden geworden en de vriendschap zet zich nu al schrijvend voort. Voor mij is hij een betrouwbare en vooral ook dierbare raadgever geworden. 

Ik schrijf hem over mijn licht filosofische zoektocht naar houvast in mijn leven. Sinds ik uit de katholieke kerk ben gestapt - letterlijk opgestapt tijdens een preek - ben ik op zoek naar een nieuw houvast. Teleurgesteld in Marx en zijn aanhang, voel ik me genoodzaakt andere mogelijkheden te onderzoeken. Frans kan me daar bij helpen. 

Maar hij heeft ook zijn eigen zorgen. Zijn grootste zorg is tijd te vinden om de studie van de krottenwijk Meissen te kunnen uitschrijven. Al een paar jaar doet hij samen met enkele studenten onderzoek naar problemen van bewoners van de krottenwijk Meissen, een miljoenenstad aan de rand van Bogotá. 

Een aantal studenten heeft daarvoor langere tijd in die wijk bewoond. Terwijl ze daar woonden, bespraken ze onder begeleiding van Frans  met elkaarhun bevindingen. Frans maakte een verslag van die gesprekken. Hij zou al die verslagen willen verwerken in een alomvattende studie.

Frans ziet het verblijf van de studenten en de besprekingen van hun ervaringen als een tweesnijdend zwaard. Aan de ene kant maakt het wonen tussen arme gezinnen onder precaire omstandigheden zijn studenten, waarvan sommigen uit de hogere klasse komen en anderen uit de lagere middenklasse,  bewust van het leven van  miljoenen arme Colombianen. 

Aan de andere kant helpt het verblijf met de opgedane inzichten en ervaringen om inzicht te krijgen wat armoede betekent en wat er aan gedaan kan worden. Studie en praktijk dragen daarmee bij aan sociale bewustwording bij een groep studenten. Wat nu ontbreekt is om het in een overzichtelijk verhaal te gieten zodat ook anderen er hun voordeel mee kunnen doen. Door zijn professoraat aan de Andes Universiteit, meegefinancierd door Nederland, komt hij daar niet aan toe.

Hij schrijft mij dat hij Den Haag enige tijd geleden tijd heeft gevraagd voor het uitschrijven van zijn gedachten en ervaringen zonder de verplichting colleges te geven. “De Andes is daar sterk voor, maar als ik Harry van den Hout (eveneens uitgezonden door Den Haag) goed begrepen heb is Den Haag niet in staat mij die faciliteiten te geven. Alsof universitair werk alleen maar bestaat in het geven van colleges. In de wirwar waarin ik op het ogenblik leef, komt van schrijven niet veel terecht. Het schijnt dat ik in van mijn momentele functie moet afzien ondanks het feit dat ik verbonden blijf met de Andes. Als zogenaamde deskundige geldt een contract in principe slechts voor twee jaar. ik ben nu al vijf jaar in dienst van Den Haag. Mijn aanvraag om mijn taak enige tijd te wijzigen zal een welkome gelegenheid zijn om mij uit staatsdienst terug te trekken. Dit heeft het voordeel dat ik vrijer ben om mijn meningen te uiten maar het nadeel dat ik geen bestaansmiddelen meer heb tenzij op een zeer laag niveau. Mijn voorstel heb ik al in januari ingediend maar ik heb nog steeds geen antwoord. Men weet er schijnbaar geen goed raad mee. Intussen struggle ik verder.” (brief van 25 april 1973)

Ondanks zijn bekendheid als schrijver, zijn faam als priester -arbeider, kenner van Latijns Amerika, geestelijke en sociaal psycholoog blijkt ook Frans grote moeite te hebben om voldoende tijd te vinden om zich te kunnen wijden aan het schrijven van zo een studie. 

Zijn volgende brieven gaan over zijn onzekere toekomst. Eind december houdt zijn contract met Den Haag op. Dan is hij al langer in dienst geweest van Den Haag dan gebruikelijk. De vraag is wat daarna? de universiteit wil wel dat hij met haar verbonden blijft, maar dat betekent een salaris waar je amper van kunt bestaan. 

Hij schrijft dan dat hij nog nog wat wil blijven “op de eerste plaats om mijn vrienden en onmiddellijke medewerkers te begeleiden bij de inzet voor de emancipatie van hun land en vervolgens ook omdat het uitwerken van mijn ervaringen een milieu nodig heeft dat nu niet precies Nederland is. Mijn verbondenheid met dit continent is nu eenmaal van dien aard, dat ze niet lijkt op een emmertje water waar ik Nederlandse bloemetjes mee kan begieten. Verder is het ook niet mijn aard om in long distrance preocupation te werken. Enfin, voor eind december kan nog veel gebeuren.” (brief van 22 augustus 1973)

Rosier zelf is ontworteld. Dat kan ook moeilijk anders als je zo lang van huis bent, in zoverre je van huis kunst spreken bij een kloosterling. Hij is al vroeg in zijn leven pater Karmeliet geworden en paters hebben geen thuis in de gebruikelijke betekenis van het woord. Hun thuis is onder normale omstandigheden een klooster, maar Frans is nooit een vaste bewoner van een klooster geweest. 

Meteen na zijn priesterwijding en intrede bij de Karmelieten is hij aanvankelijk in opdracht en daarna op eigen initiatief op zoek naar Gods afwezigheid onder de arbeiders in mijnen en staatsbedrijven gegaan. Hij deelde leven en werk bij mijnwerkers en staalarbeiders in verschillende Europese landen. Dan kun je moeilijk nog van een thuis spreken. 

Het resultaat van die zwerftocht waren twee boeken met de titel "Ik zocht Gods afwezigheid, psychologische peilingen inzake religieus-sociale toestanden in Europa."  Deel I gaat over zijn ervaringen in Frankrijk en Spanje. Deel II  over Italië en Oostenrijk. 

Toen hij vanwege zijn verschenen boeken, naar Rome werd geroepen, maakte hij het ook daar zich niet gemakkelijk. In Rome zoekt hij de mensen op die leven in de marge van de stad, in de armoede wijken. Daar ontmoet hij de zwerver Renzo waarvan hij in het tweede deel van “Ik zocht Gods afwezigheid” verslag doet. 

"Het hier volgende verhaal is, in tegenstelling met het voorafgaande, de beschrijving van een enkele ontmoeting, waarin men echter de mentaliteit en de problemen van het gehele Romeinse sub-proletariaat kan beluisteren. Het is een geschiedenis vol clair-obscur van leugen en oprechtheid, van immoraliteit en geloof, van geraffineerdheid en kinderlijkheid, kortom van een welhaast artistiek levensspel, dat de Latijns volkeren en bij uitstek het Italiaanse volk in het bloed zit. Het is geen litteraire roman maar de weergave van mijn regelmatige notities betreffende mijn contact met een der vele jonge mensen, die in Italië verloren dreigen te lopen in delinquentie vanwege de materiële en morele ellende van het milieu waaruit zij voorkomen." ( blz.306 van deel II)

Na 8 jaar Rome komt hij via een Chileense bisschop terecht in Chili alwaar zijn liefde voor Latijns Amerika begint (1959). Vandaar komt hij uiteindelijk terecht in Bogotá waar hij een thuis heeft geïmproviseerd samen met enkele van zijn studenten. In zijn  boek "Een wereld van mensen, Odyssee door de Amerikas" verschenen in Bogotá, 1970 vertelt hij in fragmenten over zijn ervaringen in dat continent.

Het is op dat moment dat we elkaar leren kennen. In Bogotá heeft hij een bescheiden appartement met twee slaapkamers. Een huishoudster houdt het schoon en kookt voor hem als het zo uitkomt. Verder is het een zoete inval voor elke student die zijn pad kruist waaronder ik ook mezelf reken. Het einde van zijn contract met Den Haag zou wel eens het einde kunnen betekenen van dit zijn eigen bescheiden thuis. 

2 opmerkingen:

  1. Wat een bijzondere man. Hopelijk is BUZA nu eens een keer verstandig en denkt aan de lange termijn: zo’n boek is toch zeer waardevol voor de ontwikkeling daar en vermoedelijk ook wetenschappelijk fascinerend: actie-onderzoek aan de basis

    BeantwoordenVerwijderen